[14 februari 1843
Missive van Weddik inzake pepertuinen]
* 14 februari 1843
Missive van Resident Weddik aan Dekker inzake pepertuinen.
(Bescheiden 1910, blz. 48) De wenselijkheid van peperaanplant hing samen met het Kultuurstelsel.
No. 180/40
Aijer Bangies, 14 Februarij 1843.
Aan Den Controleur der 2e klasse te Natal.
Bij missive van 20 November jl. No. 471, heeft Uwen voorganger voorgesteld om tot opbeuring van de peperteelt door de Natalsche hoofden ondernomen een honderd tal niassers aantedoen voeren.
De Gouverneur dezer kust heeft dat voorstel van de hand gewezen, uit vrees voor sluikhandel; van een en ander geef ik Ueg: kennis.
Mijne inspectie te Panjoelaman, Teloh baleh en Panaragan van de daar aangelegde pepertuinen is zeer weinig bevredigend geweest.
Te Panjoelaman staat de aanplanting vrij goed, doch is maar 3000 - van de aangenomen 16000 ranken in groei - dit is de aanplant van Radja Mangoeijang.
De tuinen van Radja Inda mara mede aldaar, zijn onbeduidend, hij heeft niet meer dan 200 ranken en dan nog slecht aangeplant.
Te Teloh baleh groeijen 10.000 ranken, waarvan ¾ vrucht belooven.
Te Panaragan is het aller ellendigst gesteld, daar zijn niet meer dan 1000 levende ranken.
De twee laatstgenoemde tuinen moesten 50.000 ranken bevatten!
Voor het tegenwoordige is het gebrek aan plantjes de voorname hinderpaal der vooruitgang. Ook ontbreken er te Panaragan en Teloh baleh 4 à 5 werklieden. Deze moeten onmiddelijk door de Natalsche hoofden worden vervangen.
Ik verzoek Ueg: aan Radja Inda mara geen voorschot meer te betalen en de Natalsche hoofden ten ernstigste aantesporen om ijverig met het planten voort te gaan, wanneer het weder zulks toelaat.
De contrôle der werklieden moet nauwkeurig bijgehouden wor-