1250.
Wouter verweet zich dat niemand in gelyke maat als hy, de begaafdheid had zich vast te warren in 'n net van verdrietelykheden. Gelyk de meeste jongelieden die in nood zitten, dacht-i aan zelfmoord. De lezer herinnert zich dat dit meer geschied was. Het leven kwam hem ondraaglyk voor, en hy drong zich op, dat-i ditmaal wel degelyk van plan... wezen zou daaraan 'n cordaat einde te maken, als-i maar niet zo terugschrikte voor 't denkbeeld dat die vervloekte Kopperliths in z'n minneklachten zouden snuffelen. Eerst die verzen vernietigd, dacht hy, en dan sterven! God zou wel begrypen dat-i 't niet kon uithouden in zó'n wereld! In den hemel was zeker wel deze of gene werkkring die hem paste. Daar zoud-i zich stipt toeleggen op z'n... naastbyliggende plicht! O, waarom had-i dien goeden dokter Holsma veronachtzaamd? En... hoe zou 't zyn als-i zich in z'n tegenwoordigen nood - ei, zonder sterven, alzo? - tot hém wendde?
Al wat hy zich van die familie herinnerde, kwam hem nu liefelyker voor dan ooit. Die vlugge Sietske! Die waardige moeder! Die ernstige oom Sybrand! En Willem... nu ja, z'n wyzigheid was drukkend, maar kon hy 't helpen dat Wouter geen latyn verstond? Had z'n moeder hem dát maar laten leren, meende hy, dan zou alles anders wezen! Hy zou dan nu op weg zyn om dominee te worden, of advokaat, of rechter, of minister... allemaal mensen die 'n behoorlyken jas aanhebben, en precies weten waar ze belanden moeten als 't nacht wordt! Dit namelyk wist Wouter nog altyd niet, en 't bezwaarde hem zeer. Maar al was 't dag geweest, waarheen, waarheen? Op die ganse aarde geen plek waar-i zich vertonen kon! Zeker, zeker, God zou er genoegen mee nemen, als-i onaangediend en ongeroepen in den hemel kwam.
Sterven dus! Heel goed, als-i maar geweten had, hoe? In weerwil van deze onzekerheid stond z'n voornemen byna vast. Byna! Want het afscheidnemen van z'n plannen, van z'n droom-