Volledige werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
(1953)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 461]
| |
Vervolg: Buitenplaatsen. Wouter wordt begunstigd met het verlof om diepzinnige gesprekken aan te horen, en voor pedant meespreken bewaard door 'n vererende zending naar de mangelkamer. | |
1239.Op die stoepbanken volgde alzo 'n tuintje dat even buiten de stad gelegen was, en wel meestal - voor zoveel Amsterdam aangaat - langs een der ‘paden’ die in groten getale uitstralen van den Buitensingel. Iets voornamer dan deze waren de Optrekjes buiten de Muiderpoort ‘in de Meer’ of aan beide oevers van den Amstel, en langs de Haarlemmervaart. Dat ook hierby de afstand als graadmeter diende van 't fatsoen, spreekt vanzelf. By toenemende welvaart begaven zich de Amsterdammers... Ieder begrypt dat we hier uitsluitend te denken hebben aan de bevoorrechte klasse, en geenszins aan de overgrote meerderheid der bevolking, die om den wille van 't dagelyks brood, de volle twee-en-vyftig weken van 't jaar gekluisterd bleef aan de onwelriekende stad - en nagenoeg zelfs aan de buurt! - harer inwoning. Welvarende Amsterdammers dan, begonnen langzamerhand zich in de zomermaanden te verspreiden in Gelderland en in 't Stichtse. Er blykt uit geschriften van dien tyd dat de omstreken van Haarlem eerst na de Vechtse streken in de mode gekomen zyn, en oppervlakkig schynt hierin 'n afwyking te liggen van den regel dat men z'n gezondheid, z'n uitspanning, en vooral de hoofdzakelyk bestreefde distinctie, hoe langer hoe vérder zocht. Ik meen de oplossing van deze tegenstrydigheid te vinden in het toenemend reizen buitenslands. Wie 't verre Zwitserland bezocht had, mocht zich veroorloven 't verschil van afstand over 't hoofd te zien, dat vroeger 't verblyf te Velzen zoveel minder deftig maakte dan dat te Velp, en wie heel in Italië geweest was, behoefde zich niet te schamen dat z'n Buiten te Bloemendaal in weinige uren kon bereikt worden. De aanzienlykheid die 't loon scheen te wezen van tochtjes over de grens, wiste het verschil der afstanden binnen de grenzen van ons landje langzamerhand uit, en hiervan moet weldra in onzen tyd van gemakkelyke vervoermiddelen, het uitsterven der Buitenplaatsen 't onmisbaar gevolg wezen. Er zyn er nog, maar lang zullen ze 'r niet meer blyven, en 't is de vraag of ze den laatsten amerikaansen Roodhuid en 't | |
[pagina 462]
| |
verzenmaken overleven zullen. Dat evenwel ook andere oorzaken dan 't reizen buitenslands, het hare tot deze verandering bydroegen, stem ik toe. Uit 'n hygiënisch oogpunt zowel als ten gevolge van de onevenredige styging der prys van levensmiddelen, vonden velen het wenselyk, hun parkjes en vyvertjes en laantjes en prieeltjes en miniatuur-bosjes onder den hamer te brengen, en weldra werd er kool en aardappelen gepoot, waar vroeger... ja, wát geschiedde daar vroeger? M.a.w. van welken aard was het genot dat die Buitenplaatsen hun bezitters of de gasten aanboden? Ik vrees dat we, dit uit de nogal gebrekkige gegevens nasporende, tot het besluit zouden komen dat ook hier het bekend mistasten in keus van middel en doel, z'n gewone rol speelde. Men vindt in sommige geschriften melding gemaakt van de byzondere weelde die op zulke Buitenplaatsen heerste, maar ik ben zo vry niet alles gaaf aan te nemen wat hiervan verteld wordt. We weten nu eenmaal dat het niet in 't nationaal karakter ligt zich uitgaven te getroosten voor Kunst en Smaak, ja zelfs ternauwernood voor comfort. En wie waren de ophemelaars van de pracht op zo'n Buiten? Evenals by de heldenzangen waarin Koningen worden bewierookt, onderscheidt hier 't geoefend oor al zeer spoedig den eigenaardigen toon van tafelschuimende rymelaars die 't hun toegeworpen kluifje met hoogdravende verzen betaalden. Aan waarheid, aan 't streven zelfs naar waarheid, mag by dusdanige prostitutie van 't Woord niet gedacht worden. Dit was dan ook de eis niet, noch voor den poëet, noch voor den gastheer. De rykgeworden bezitter van 'n Buitenplaats kon voor 'n paar dukatons z'n ‘ongeëvenaarde Lustwaranden’ vry aardig - de term van den tyd was: treffelyk - bezongen krygen, hoe mythologischer hoe mooier. De kinderachtige ydelheid van die moderne burchtheren was bevredigd, en thans nog voelt zich menige nazaat door de aldus verkregen getuigschriften, of door nóg minder stevige overlevering, verlokt tot even kinderachtige verheffing op voorvaderlyke aanzienlykhedens. Zo vernamen we, weinig jaren geleden slechts, dat in het laatst der vorige eeuw 'n amsterdamse familie - die N.B. geenszins tot de erkend-rykste behoorde - op haar Buiten: 't Huis te Manpad, in één jaar twaalfhonderd guldens had uitgegeven voor... vogeltjeszaad! Die vogeltjes schynen 'n | |
[pagina 463]
| |
aant.
En... andere onevenredigheden! Hoe kan op karakterkundige gronden de neiging tot weelde en pracht van de eigenaars dier buitenverblyven worden verklaard - d.i. wie gelooft er aan? - wanneer wy opmerken dat dezelfde lieden in hun huizen te Amsterdam 't gemis niet voelden van koetsdeuren, van 'n badver- | |
[pagina 464]
| |
aant.
- Wat ik je zeg, 't is Armoede en Grootheid! Allemaal wind, of... om 't nu eens op z'n echt oudhollands uit te drukken: 'n engelse notting! |
|