om haar geluk te wensen met de verovering van dat plaatsje...
- Maar, m'nheer, 't is Femke! riep de verbaasde Wouter, die maar niet begrypen kon dat-i geen antwoord kreeg.
Ook Holsma en Oom Sybrand waren verbaasd, doch niet als Wouter, die zich by 't hoofd greep om te voelen of-i wel terdeeg wakker was?
- Nu, kinderen, zei eindelyk de dokter, je kunt straks aan moeder vertellen dat we haar gezien hebben.
En, zich tot Wouter kerende:
- Dat meisjen is 'n nicht van ons...
- O ja... Femke!
- Neen, ze heet anders, en...
- M'nheer, 't is Femke! Zou ik Femke niet kennen!
Ei, Petrusje! Dit klinkt reeds geheel anders dan: wie is die meid? Of... dan zelfs dát niet!
Opeens kreeg 't vreemdsoortig meisje dat haar grote blauwe ogen onbeschroomd door de zaal liet dwalen, onzen kleinen jongen in het oog. Ze bukte voorover, staarde hem met aandacht en inspanning in 't gelaat, knikte vriendelyk, en wierp hem 'n kushand toe...
Zo meende hy, en zo wás het. Maar 't geheel parterre was ditmaal al te zeer van zyn gevoelen. Ieder meende dat ze hemzelf, of allen meenden dat zy allen gegroet had. De deftige lui ergerden zich aan de verregaande onbeschaamdheid van zo'n boeredeern - in hoofdsteden heet elk provinciaal 'n boer - en de meer vrolyk gestemden beantwoordden haar groet met spottende overdryving. Weldra echter werd er gesist. Uit de hogere sferen kwam de tyding neerdalen dat 's konings nicht, prinses Erika, 'n blyk willende geven van sympathie voor 't Nederlandse Volk, zich kwam vertonen in ‘nationaal kostuum’ of wat by vreemdelingen daarvoor doorgaat.
- O god, geloof er niets van, m'nheer Holsma! Ik zeg u dat het Femken is, verzekerde Wouter met tranen in de ogen.
- Neen, m'n jongen, dat meisjen is Femke niet.
- Maar... ze heeft my gegroet!
- En de keizer háár. Je begrypt toch wel dat hy geen wasmeisje groeten zou?
Zeker! Dit was moeilyk te veronderstellen. Maar even vreemd