Volledige werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
(1953)– Multatuli– Auteursrecht onbekendDe tuchteloze auteur - gebrek aan school! - vertelt niets van 't purpren haartje, doch integendeel allerlei zaken die in 'n roman niet te pas komen. Hy geleidt den lezer langs keizerlyken weg in de kommeny waar Leentje zout moet halen. Verzoeke vriendelyk dit gebrek aan zout niet meer dan driemaal in verband te brengen met des auteurs schryfmanier. | |
[pagina 253]
| |
den! Geen der toeschouwers was geroerd door de treurspellige bravigheid van Minos, die de ontaarde juffer zo flink op haar plaats zette. Men luisterde niet. Er wordt beweerd dat Napoleon byzonder ingenomen was met het spel van onzen Snoek en van onze Wattier. Ik geloof er niets van. Indien werkelyk die beide artisten zo hoog stonden als men zegt - wie beoordeelden hen? - dán vooral was hy er de man niet naar, om dit te beseffen. In de eerste plaats was z'n artistieke, litterarische en wysgerige opleiding niet van dien aard, dat hy d'emblée in staat zou geweest zyn, verdiensten van deze soort te waarderen. Wanneer men nu hierby bedenkt, dat de man onze taal niet verstond, en dat het hollands 'n onaangenamen klank teweegbrengt op 't verweekt oorvlies van den Zuidenaar, dan voelt men zich geneigd het vertelsel over Napoleons ingenomenheid met hollandse toneelspeelkunst, te houden voor 'n... hollandse ophemelary. Wel was hyzelf artist, doch in den zeer bekrompen zin van 't woord. Pius VII had volkomen gelyk met z'n: comico... commediante... tragico! Hy ‘poseerde’ waar 't in z'n kraam te pas kwam, en wist Talma te gebruiken om de houding te leren van iemand die gekroond wordt. Maar juist dit bewyst dat hy geen besef had van kunst óm kunst. Hóger in dit opzicht had hy gestaan, wanneer-i Talma genoopt had naar hém te komen zien, om in hém 't model van 'n groot man te bestuderen. Er is iets komieks in deze verwisseling van rol, en de artist zou in z'n recht geweest zyn, hem by 't lesvragen te antwoorden: ‘laat my dan kronen, my, myn houding, myn gelaat, en de plooien van myn mantel, die 't weten zullen, halfbakken Sire, hoe ze zich te gedragen hebben by zo'n gelegenheid.’ Maar dit antwoordde Talma niet, waaruit 'n mensenkenner kan opmaken dat hy evenmin geboren Koning was, als z'n keizerlyke leerling 'n waar artist. Die twee beunhaasden om 't hardst in majesteit en kunstgevoel. Wie me begrypen wil, vrage zich af, of ooit 'n moeder aan 'n actrice zou verzoeken haar voor te doen hoe men z'n kind liefkoost? Napoleon wás artist, wel zeker! Maar hy was dit slechts van beroep. Hy was artist... op de poëzie na. Zo noemt zich 'n schacheraar in oudheden - voire 'n fabrikant van oudheden! - antiquaire. By 't zien van elk voorwerp, dat den naieven beoefenaar der | |
[pagina 254]
| |
poëzie van 't antiek in verrukking brengt, vraagt de man van zaken - in dit geval van zeer kleine zaken - ‘wat het geeft?’ Of: ‘aan welken dwaas zou ik dit exemplaartjen 't voordeligst kunnen afzetten?’ Als ‘onze’ Wattier den fransen potentaat zo goed bevallen was, had hy haar waarschynlyk marketentster by de gardes d'honneur gemaakt, met den last door declamatie, pose en mimiek, hollandse jongelui op te wekken tot frans-bataafse geestdrift. Er blykt, dunkt me, dat-i haar talent hiertoe onvoldoende achtte, want het mens is ambteloos gestorven. Waarschynlyk ook arm, want men kende haar talent toe, en ze was 'n Hollandse. Ik weet van haar levensgeschiedenis niets, doch houd me verzekerd dat Kappelman, om zich op de goedkoopste manier af te maken van erkentelykheid en beloning, haar 'n paar dozyn onechte kinderen van driemaal zoveel vaders zal hebben aangewreven. Mocht dit het geval niet zyn - en ik heb er nooit iets van vernomen - dan ben ik zo vry, haar verdiensten als kunstenares te betwyfelen. In 'n kleinsteeds landjen als 't onze, steekt men niet uit zonder beklad te worden. Dit is nu eenmaal zo. Wat overigens Napoleon aangaat, zeer veel verder dan tot wat ruwe mise en scène ging de toepassing van z'n toneel-begaafdheid niet. Ik noem ze ruw, omdat het effect slechts berekend was naar het bevattingsvermogen van de menigte die niet gewoon is door te denken, van 't gepeupel, tot welken stand der maatschappy dan ook behorende. Er waren prinsen en koningen onder. Ook geleerden en verzenmakers, dit spreekt vanzelf. Hy speelde dus niet voor kunst- en verdienstekenners die aan 't gebruik van binocles gewoon zyn, maar werkte op de verbeelding der weinig ontwikkelden... op de meerderheid. En ook hierin toonde hy z'n mensenkennis, maar vooral z'n... rekengenie. Men slaagt niet in dit wereldje, door 't behagen aan de besten! Och, er moet zoveel gelogen zyn, om honderdduizend helden by elkaar te krygen die één weg op willen, en dan by voorkeur den verkeerden! |
|