tevoren. Hy was er duizelig van. Tot zelfs de eigenaardige reuk van de zaal, bracht het zyne by tot verdoving van z'n begrip. Zo-even in 't rytuig nog, had-i zich ingespannen om iets te verstaan van Willems vertellinkje, en ook de daarvan opgevangen indrukken waren nu reeds uitgewist, of althans zeer vermengd met iets anders. Hy geleek op 't lang gebruikt leiblad van den schoolknaap, waarin de oude krassen 't later schrift onleesbaar maken zonder baat voor eigen duidelykheid. Op 'n palimpsest dat ingewyd werd met catullische zangen, daarna dienst deed als afstandwyzer van germaans-romeinse castra, vervolgens 'n spikspelder nieuw systeem van - nogal oude - wysbegeerte op z'n rug droeg, en eindelyk tot ons kwam als lofzang op de H. Maagd, gratia plena. Er behoort veel geduld toe - en scheikunde - om al dat overpleisterd mensenwerk uit elkaar te houden. En wanneer nu, gelyk hier 't behandeld palimpsest, zelf 'n mens is... 'n codex, zoveel moeilyker te ontwarren dus dan elk ander geschrift...