Wouter trachtte de hand van 't meisje te vatten, en bemerkte nu dat ze allerzonderlingst was toegetakeld. Van gelaat, hoofd, schouders en gestalte, was niets te zien. Waarschynlyk had de gastvrye Vrouw Goremest haar familie-mantel voor dit doel afgestaan. Men doet zo veel voor 'n bloedeigen dochter van m'nheer Kopperlith! Toch was de edelmoedigheid van de ekonomische jeneverprinses niet zó ver gegaan, dat ze meer dan één kaarsje had aangelaten, na 't sluiten van de eigenlyke nering. Dat armzalige nachtpitje had juist even genoeg licht verspreid, om niet dezen of genen aan den misgreep bloot te stellen 'n tafel of stoel in plaats van overtollige gasten buiten de deur te werpen. En nu...
Nu vlamde het zo zonderling, en zo onwillig, en zo fantastisch! En ook zyzelf stond daar zo vreemd! En zo spookachtig trilden de omtrekken van die gestalte...
- Bist du es, Erich?
- Femke, Femken, ik smeek je-n-om-godswil, ga niet met die vreemde mannen mee!
En, zich losworstelend uit den greep van Verlaan, wierp hy zich voor haar neder, rukte den mantel open, greep haar hand, en bedekte die met tranen en kussen...
- Wat ik je zei, riep Vrouw Goremest, de jongen is stapelgek!
- Femke, nooit zal ik je weer verloochenen! Schop me, trap me, dood me, maar... ga niet mee met die vreemde mannen!
- Licht! riep 't meisjen op zeer gebiedenden toon, en met vreemden tongval.
De Republikein nam 't smeerkaarsje van de toonbank, en hield het by de groep, zodat de knielende gestalte van Wouter nagenoeg zichtbaar werd. Het meisje staarde door 'n spleet van haar mantelkap op hem neer, en zweeg, en verroerde zich niet, en scheen na te denken, en trok de hand niet terug, die Wouter aan z'n lippen geklemd hield...
Verlaan maakte een beweging als om den indringer weg te rukken...
Maar zy, den vryen arm uitstrekkend boven Wouters hoofd, wees den schipper terug, en zeide:
- Mein Bruder!
- Ook alweer 'n bloed-eigen zoon dus van m'nheer Kopperlith,