Op dit ogenblik kreeg 't wyf dat de kroeg hield, den worstelenden schipper in 't oog. Er bleek dat-i 'n goede bekende was, want ze schreeuwde van achter de toonbank:
- Zo, Klaas, ben jy daar ook? Geen wind, hè?
En met huisheerlyk gezag gebood zy, hem binnen te laten. Toen men niet spoedig genoeg gehoorzaamde, waagde zy zich 'n paar stappen buiten haar cel, smeet enige struikelblokken op zy, en maakte plaats voor... Klaas Verlaan, den Amstelhavenknecht, die nu niet ver van Wouter, in de nabyheid van 't buffet te staan kwam.
- Nou, man, ze hebben je mooi beet gehad!
't Was de waarheid! Wel mocht onze brakwater-filosoof zeggen dat niemand zeker van z'n dag is voor bedtyd! Dit had ook Wouter ondervonden, en niet minder zy die daar nog altyd op haar tafeltjen in dien hoek geblokkeerd stond.
- Heb je-n-'n goeien dag gehad, vroeg 't wyf. Met de zeilery was 't miesserabel, hè?
Klaas lei den vinger op den mond, en scheen haar iets te willen toefluisteren dat de omstanders niet horen mochten, iets zeer byzonders.
- 'n Glas klare?
Dit voorstel kon eigenlyk niet dan met verkrachting van alle gezonde systeembegrippen gerangschikt worden in de klasse der zeer byzondere. 't Wyf had dan ook terdeeg misgeraden, en was niet gelukkiger toen ze 't onderzoek naar Verlaans wensen voortzette:
- Skille?
Ook niet!
- Rooie dan?
Klaas scheen dien nacht byzonder kieskeurig in 't bepalen van de soort der verversing die hy nodig had. Gedurig schudde hy 't hoofd, en deed moeite om met de waardin in vertrouwelyker gesprek te komen dan de drukte toeliet.