Veracht me niet te zeer, lezer, als ik u betuig dat de ware vreugd die er uit vuurwerk te halen is, in 't afsteken - zélf afsteken! - van zevenklappers en voetzoekers bestaat. Een ‘groot vuurwerk’ is 'n ellendig ding, 'n mensonterende foppery. Eigenlyk 'n schimp, 'n belediging, 'n laesio dignitatis generis humani!
Om dit in te zien, behoeft men zich maar 'n ogenblik te verbeelden zo'n vertoning by te wonen...
In eenzaamheid! Want als u iemand betrapt in de autopsie die ik voorsla, zyt ge in zyn opinie 'n reddeloos verloren mens. Uw vrouw kon echtscheiding aanvragen, en zeker zou ze 't proces winnen voor elken rechter die verstand heeft van mensenwaarde.
Verbeeld u dan dat gy, in uw binnenkamer en alleen, zo'n vuurwerk aanschouwt. Roep, zeg, mompel of fluister - in-godsnaam zó zacht dat gyzelf uw enige hoorder zyt - fluister 't onvermydelyke: hè...è...è...
En houd u 'n spiegeltje voor!
Dan, lezer - al waart gy de verfoeilykste atheïst - ontsnapt u de verontwaardigd-religieuze verzuchting: God, myn God... hebt ge my dáártoe geschapen?
En by zo'n gelegenheid voelt men - tenzy men onvatbaar werd voor élke gewaarwording - yverzucht op de intelligentie van z'n paraplu of laarzentrekker!
Maar... voetzoekers, zevenklappers! Men staat er niet by met den open mond die by elke tekenoefening den leerling wordt aangeprezen als de uitsluitende vertegenwoordiger van wél geopenbaarde bêtise! Men is handig by 't aansteken. Er is gevaar als ze haperen. Men werpt ze! En... snel, snel... één seconde te laat: ze bersten in de hand! Allergevaarlykst!
Eens namelyk heeft de traditionele ‘iemand’ die de hoofdpersoon is van alle volks-akeligheden, zich door het te lang tussen de vingers houden van 'n zwermer, 't even traditionele ‘grote ongeluk’ op den... hals gehaald, dat... enz.
Och, hoe prettig is die angst. Hoe allerakeligst vermakelyk!
Helaas, pret en gevaar zyn afgeschaft! De stedelyke Regeringen verbieden zulke ruwe vermaken... om 't brandgevaar, sedert alle huizen met pannen gedekt zyn. In den tyd der strodaken kon die vreselyke losbandigheid oogluikend worden geduld. Maar nu?