Volledige werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
(1953)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 150]
| |
gezet te hebben, en spreidde by Wouters herinnering daaraan, 'n dapperheid ten toon, die hem alleraangenaamst was. Want... de zyne was geweken. 't Is de vraag of Fancy deze breuk in de logische continuïteit van z'n aandoeningen even licht opnam als de gevaren van z'n slecht gezelschap. - Ik zou ze... denk je dat ik bang ben voor 'n kerel? zei juffrouw Laps. In 't geheel niet! Voor geen drie! Voor geen tien! Voor de hele wereld niet! Ik zou ze... Des-te-beter, vond Wouter. Dan hoefde hy niet te... zouwen. Daar ritselde iets op den zolder. Wouter beefde. Hy was weer geheel kind. - Blyf jy hier, riep 't wyf, ik ga kyken, ik! Denk je dat ik jou wil laten slaan of steken of vermoorden, m'n jongen... dat nooit! Wie aan jou komt, komt aan my... aan my, hoor je, dát zullen ze ondervinden! En ze verwyderde zich, en nam de kaars mee om te onderzoeken waarom ergens 'n plank gekraakt had. Ze liet Wouter lang genoeg in 't donker alleen, om hem te doen verlangen naar haar terugkomst. De rollen waren omgekeerd, en de ridderlykheid van onzen held begon en quenouille te vallen. Een weinigje behendigheid nog, en de jongen zou schut en wering zoeken onder haar voorschoot. - Maar, juffrouw... - Zeg jy gerust Kristien... want zó hiet ik. Jy mag gerust Kristien tegen me zeggen. Dit durfde Wouter nog altyd niet. Hy vermeed liever de hele vocatief. - Maar... zou ik nu niet liever naar huis gaan? - Wel neen! Je moeder is lang naar bed, dit begryp je wel. De-n-afspraak was dat je hier zou blyven... ontbyten. Ontbyten? Ach, lieve hemel, de jongen deed niet anders sedert 'n uur. Moest dat tot den morgenstond worden voortgezet? Het was om te rillen! - Weet je wat je doet? Kleed jy je gerust uit. Ik zal 'n kermisbedje voor je maken, daar... in dien hoek! Want, zie je, als ik alleen ben - ik, als vrouw, weet je - met al die dieven en moordenaars, dan word ik zo... griezelig. | |
[pagina 151]
| |
Wouter durfde niet neen zeggen, en evenmin doen wat hem zo strelend gelast werd... Hy weifelde... Zy hield aan... Hy begon... Men bedenke dat het kind beneveld was! O Fancy! Liberalismus is 'n goede zaak, en na de bemoedigende statistiek van zo-even erkennen wy dat de wereld niet vergaan zou, al... Maar toch... franchement, Fancy, is 't niet jammer van den jongen? |
|