| |
1118.
De moeite die zich de Pietersens getroostten om 't raadseltjen op te lossen dat juffrouw Laps scheen op te geven, was niet zeer groot. Ze waren aan niet-begrypen te gewoon om zich in te spannen tot de verklaring van dat zonderling laveren. En ook Wouter bekommerde zich minder over de oplossing, dan schynbaar van z'n lust in stiptheid en z'n begeerte om te weten, had kunnen verwacht worden. De oorzaak hiervan lag in zekere
| |
| |
overstelping van indrukken, die hem belette zich met 'n bepaald vraagstuk bezig te houden. Z'n gemoed zag er uit als 't naaikistje van 'n goedige moeder, waarin de kinderen gegrabbeld hebben.
De zaden die in hem gestrooid werden, waren van onderscheiden soort. Dit nu is by ieder en altyd het geval. Maar 't grootste gedeelte paste niet by den grond waarop ze vielen, en onze kleine beginner in 't Mens-worden was 'n te onbedreven hovenier, om uit te rukken wat niet deugde en te ordenen wat bruikbaar was.
Alleen met betrekking tot de eigenaardigheid van z'n gaven en streven - Trieb! - lag in dit alles iets byzonders. Overhoop gehaalde ziele-werkdoosjes vindt men overal, maar niet overal werkt zodanige verwarring even schadelyk.
De regeling der indrukken die Wouters weinigje ondervinding had teweeggebracht, zou niet moeilyk gevallen zyn, wanneer slechts die indrukken niet waren vergezeld geweest van z'n voorbeschiktheid tot zedelyk en verstandelyk zwaar-tillen. Hem kleefde een zeldzame fout aan: hy was 't omgekeerde van lichtzinnig, en deze hoedanigheid had nagenoeg hetzelfde gevolg als we gewoonlyk by het tegenovergestelde waarnemen. Verward in de menigte der zaken die hy niet begreep, gaf-i moedeloos de poging tot verklaring op, en scheen dus gelyk te staan met de meeste anderen die aan opheldering geen behoefte voelen.
Maar deze gelykstelling ging niet in-állen-dele door. Wouter berustte niet. Hy verwachtte licht, hy wachtte licht, en de spanning die hem hierdoor veroorzaakt werd, was pynlyk.
Zonderling dat hy in zulke stemmingen altyd behoefte voelde z'n onbegrepen leed te klagen aan Femke.
Door allerlei toeval kreeg-i haar niet te zien. Wel twaalf keren had hy zich moeite gegeven haar te ontmoeten, door in den omtrek van haar huisje heen-en-weer te lopen. Maar altyd tevergeefs.
By deze gelegenheden wond-i zich op tot... redenary. Hy maakte aan- en toespraken gereed, waarmed-i zich tot het meisje wenden zou, en wanneer ik daarvan den juisten tekst geven kon, zou ik 'n heerlyk hoofdstuk geleverd hebben van mensenstudie. Maar dit kan ik niet.
| |
| |
Toch wil ik het by benadering beproeven.
Nog eens, op volkomen juistheid maakt m'n schildering geen aanspraak.
- Och, Femken, ik ben zo bedroefd. Denk je dat ik weer ziek worden zal? Zou je dan by me komen? Doe het niet! M'n moeder houdt niet van je... doe 't niet, Femke! Laat me sterven, en vraag maar aan de buren waar ik begraven ben. Wil je dan 's avonds op m'n graf komen? Eens maar, ééns! Want ik begryp wel dat je niet dikwyls komen kunt, om de bleek, en om al je werk, en om je moeder, en om de mensen, die 't gek zullen vinden als je komt kyken naar 't graf van 'n kleinen jongen.
Maar, Femke, zo heel klein ben ik niet meer! Ik word gauw zestien, en heb 'n deensen matroos gezien, die 'n zwaren baard had, en kleiner was dan ik... wezenlyk!
Als ik ziek word, wou ik zo graag dat ze 't behangsel veranderden. Die bloemen en strepen hinderen me zo! En er is een bloem die gescheurd is, en ze lykt... nu eens op 'n gebroken toren, dan weer op twee vechtende mannen. En ik wou dat ze op jou geleek, maar 't gáát niet! En dan maak ik me driftig dat die bloem niet veranderen wil van vorm. En dan voel ik dat ik dom ben, want... ze kán niet! En dan word ik nog driftiger... over m'n eigen domheid, begryp je?
Och, Femken, ik geloof zeker dat ik weer ziek word! Het sterven is niet treurig, dunkt me, maar dat ziek-zyn is zo vermoeiend!
Zeg, waarom zou God de mensen niet tot zich roepen in volle gezondheid? Waarom komt men met allerlei kwalen in den hemel? Ik wou juist zo graag heel flink wezen als ik God zag voor 't eerst!
Ik kan niet geloven dat ik de ogen zou neerslaan, zoals in den bybel staat! Waarom zou hy 't áánzien zo moeilyk maken! 't Is onvriendelyk! Eerst verlang ik naar hem - om allerlei vragen te doen, weet je? - en als ik hem dan eindelyk te zien kryg, zoud-i me terstond blind schitteren? Femken, ik geloof het niet!
En als het tóch waar is... weet je wat ik dan zeggen zal? Dan zal ik zeggen: God, dáártoe ben ik niet gestorven! Niet dáárvoor kwam ik in den hemel! 't Was donker in de bedstee waar ik ziek lag, en die bloemen plaagden me zo, en ik begreep zo weinig,
| |
| |
en nu ik eindelyk goed en wel hier ben - in den hemel, weet je, Femke - nu kryg ik niets te weten, en alles blyft even verward, en niets gehoorzaamt m'n wil, en in plaats van licht dat helderheid geeft, zou ik hier m'n ogen moeten sluiten voor 'n licht dat alles even donker maakt als in m'n bedstee...
Ik doe het niet, Femke. Ik doe het niet! Ik sla m'n ogen niet neer! En al zou God zeggen dat ik brutaal was, en dat ik daarom niet blyven mocht in den hemel, ik doe het niet!
Want, zie je, waarom wou ik altyd zo graag by God wezen? Wél, juist om alles te weten.
En als dát niet kan...
Ieder moet handelen naar z'n overtuiging. Dát zal ik ook aan God zeggen. Dat zal ik hem heel goed zeggen!
Ik wil hem vragen waarom-i de Grieken niet helpt? Gut, Femke, ze vechten zo! En ik wou er zo erg graag by wezen. Maar ik moet eerst nog eens in den handel.
Ik heb je nooit zien voorbykomen op den Zeedyk, en ik was er bly om. Als ik je gezien had...
Ja, dat zou wel prettig geweest zyn, als ik maar niet juist m'n kerfbuis had aangehad...
Maar toch, ik zou je verzocht hebben nooit weer in die buurt te komen. Want... daar lopen veel matrozen die soms... onfatsoenlyk zyn. Voor my was 't niets, weet je - gut, ik kan zelf al vloeken, en gemene woorden weet ik ook! - neen, voor my was 't niets! Ik heb eens ‘godverdomme’ gezegd tegen 'n Rus die me slaan wou. 't Is heus waar dat ik zestien word in September, en ik zou best naar Griekenland durven gaan, vooral by 't paardenvolk, omdat men dan gauwer by de Turken is. Op den Zeedyk heb ik met één hand den winkeltrap over de toonbank gezet, en m'nheer Motto zelf zei dat ik veel sterker was dan-i gedacht had.
En vind jy 't ook zo erg slecht van me, dat ik aan dien ouden soldaat...
Nu, ook dát wil ik aan God vragen! 't Zal me benieuwen wat-i zegt. Ik kon al die mensen tegelyk niet verstandig maken...
De ‘massa’ is niet dom, Femke, maar ze is...
Hoe zal ik je dat nu uitleggen? Als de jongens stenen op je bleek gooien, zyn dan die stenen verstandig? Wel neen! Zyn ze dom?
| |
| |
Ook niet! 't Zyn maar gegooide stenen. Begryp je 't onderscheid wel, tussen dom of verstandig, en... niet-dom of niet-verstandig... niemendal?
O, en hoe 't afgelopen is met Jakob Claesz! Dat zal ik vragen. En waarom God hem niet geholpen heeft? Als-i maar z'n been had gebroken, even voor 't uitzeilen. 't Had God maar één woord hoeven te kosten! Neen... niet eens 'n woord, maar Hy heeft maar te willen! Och, men kan zo gemakkelyk voor alles zorgen, als men almachtig is! En daarom wou ik zo graag... wat groter zyn.
En jy zou prinses wezen. Niet omdat ik groots ben, maar... dan kon je my beter helpen in alles. We zouden samen alles uitroeien wat verkeerd is, en de mensen dwingen om goed te zyn, en... nooit iets te zeggen wat niet precies waar is.
Waarom zorgt God er niet voor, dat ze de waarheid zeggen? Vraag 't eens aan pater Jansen. Maar myn... dominee - onze paters heten dominee, weet je! - myn dominee gaf me nooit 'n antwoord dat ik begrypen kon.
Weet je wat-i zei? Hy zei dat God groot was, maar... we begrypen hem niet! Waartoe dient dan de catechisatie? En wat hebben we aan z'n grootheid, als ze onbegrypelyk is? Daar zit juist de zaak... ik wou hem wél begrypen! En jy zeker ook?
Vind jy 't mooi van God, dat-i zo onbegrypelyk is? Je moet denken: hy is almachtig, en kon dus heel eenvoudig...
Kyk, de zaak is zo, Femke. Hy kan zeggen: daar zy begrip, en er is begrip!
Want... begrip en licht is 't zelfde, weet je!
En, Femke, denk eens, als ieder altyd alles begreep, zouden er geen slechte mensen meer zyn. En dan kon de koning wat rust nemen, want ieder zou zonder bevel of verbod, precies weten wat-i te doen en te laten had! Zou je dat niet mooi vinden?
't Is waar, dan hoefde ik niet naar Griekenland! Want alle Turken zouden dan opeens... christenen worden, en aan niemand kwaad doen...
Maar... christenen doen ook wel eens kwaad. Hoe komt dit toch, als hun geloof zo goed is als ze zeggen? Ik kan je wel twintig oorlogen noemen - met de jaartallen er by, Femke! - van christenen tegen christenen. Hoe vind je dát?
| |
| |
En by elken oorlog bidden ze aan beide kanten.
Hoe redt God zich uit al die gebeden? Hy mag niemand in nood laten, die gedoopt is en hem wat bidt om Jezus' wil. Ik zal 't hem vragen.
Als ik er ben - in den hemel, meen ik - en ze bidden dan weer zo tegen elkaar in... weet je wat ik zeggen zal? Ik zal zeggen: houd eerst op met vechten! Dan zal ik zien wie gelyk heeft, en ieder 't zyne geven naar behoren.
Want dat eeuwige vechten is te ruw. 't Is Turkenwerk. Mensen van goed geloof kunnen op beter manier te weten komen wat recht is.
Maar God schynt er niet op te letten. En dit zal ik hem flink zeggen... als ik ziek word van verdriet, en sterf, en in den hemel kom.
Hy wéét niet hoe raar 't hier op aarde soms toegaat, en denkt misschien dat alle mensen precies leven naar de Schrift. Dat is niet waar! Ik zal 't hem zeggen.
En ook... dat er 'n nieuwe Schrift nodig is. Een beetje duidelyker, weet je? En al die koningen Israëls hoeven er niet in. Dat geeft niemendal! Zou jy 'r beter om bleken, Femken, als je de namen wist van al de bleekmeisjes uit den ouden tyd? Gut, dat doet er zo weinig toe!
Maar wél zou 't goed zyn als je wat beter zeep had - ze ruikt zo! - en als de jongens niet met stenen gooiden. God moest maken dat ze geen plezier hadden in kwaaddoen, en dat de zeep...
Dit is nu zó, Femke. Er groeien veel dingen... in de aarde, boven de aarde, in de zee, ja zelfs in de lucht. En alles kan gebruikt worden, als we maar weten hoe? Dit moeten we trachten te leren, en als we ons daarmee yverig bezig houden vinden we telkens wat nieuws. Oom Sybrand heeft gezegd dat er 'n tyd komen zal dat men 'n zwavelstok kan aansteken aan den muur!
Dit kunnen we nu moeilyk geloven, Femken, omdat we... dom zyn. Want jy en ik zyn wél dom, maar... we kunnen wat leren. En... daartoe leven wy. Zó is 't eigenlyk, zou ik denken. Ik wil je uitleggen, Femke, waarom ik dat geloof. Er was 'n tyd dat men geen boek kon drukken. Alle werken waren maar geschreven met de pen, en de gezangen ook, en de psalmen ook, en de
| |
| |
gebeden ook - verbeeld je, hoe lastig in de kerk! - zodat het heel wat in-had, 'n boek te krygen. De mensen hadden kramp in de vingers van al 't geschryf. En nu? Gut, by m'n gewezen patroon - hy is weggelopen naar Amerika - stond 'n hele winkel vol boeken, en de mensen betaalden maar 'n gulden per deel... als pand, weet je? En vóór de uitvinding van die kunst van drukken - 't gebeurde te Haarlem in den Hout, en ik zou je de zaak precies kunnen vertellen, want er zyn verssies op gemaakt - nu, toen was 'n boek zo duur, zó duur, dat... byna niemand wat te lezen kreeg. En nu betaal je voor 'n helen almanak... met de verjaardagen van koning en koningin er by, en ook 't weer, en de groenten die je zaaien moet, en Paas, Pinkster en Hemelvaart, en de kermissen, en de maan, en de paardenmarkten, en printjes van nederlandse heldendaden... och, Femke, dat alles koop je nu voor één dubbeltje! Is 't waar of niet!
Dit had vroeger onmogelyk geschenen, en wie 't voorspeld had, zou niet geloofd geworden zyn. Toch is 't gebeurd!
Zó zal 't ook gaan met die zwavelstokjes zonder vuur, en... ze zullen ook wel eens zeep leren maken die niet zo lelyk riekt. Want, Femken, als ik 'n schoon hemd aantrek, word ik misselyk, en dat kan toch Gods wil niet zyn!
Ik denk dat-i er plezier in heeft dat we zo sukkelen, om eens te zien of we ons wel weten te redden. Heel goed? Maar dan mag hy ook niet boos worden als we dikwyls den verkeerden weg opgaan, want als we dien kenden, zou er in 't vinden geen kunst liggen. En hy helpt ons niet. Ook heel goed! Maar wat doet-i dan met z'n Almacht?
O, Femken, als ik almachtig was, ik zou je...
Neen, ik zou beginnen met alles te begrypen, en alles te doen begrypen! De engelen moesten 'n catechismus maken met honderdduizend vragen, en... antwoorden! Goede wezenlyke antwoorden, weet je, en geen bybelteksten die geen mens begrypen kan.
Kyk, zó - maar de antwoorden zet ik er nu niet by, omdat ik ze niet weet:
Waarom valt 'n appel?
Groeit 'n boom van-boven of van-onder?
Waarom ben ik zo verdrietig?
| |
| |
Waarom gaapt men elkaar na?
Hoe weet iemand of de pyn die hy in 't hoofd voelt, hoofdpyn is?
Waar woonden de vliegen toen de mensen nog geen huizen hadden?
Hoe wist Adam dat hy eten moest als-i honger had? En waarom bracht-i de spys naar den mond, in plaats van ze tegen de maag te drukken?
Hoe verstond-i Gods taal?
Zou Stoffel wel eens 'n fout gemaakt hebben?
Waarom begryp ik nooit wat juffrouw Laps zegt? Is 't waar dat zy de genade heeft? Hoe kom ik er aan?
Wat moet 'n mens doen om veel te weten, om... alles te weten? Alles? Hm?
|
|