takken bouwde men dan handig 'n hut... voor Femke, natuurlyk.
De verkwister op de prent scheen hieraan nog niet gedacht te hebben. 't Is waar ook, waarom was de groen-satynen juffer niet by hem? Er zal afgesproken zyn dat ze hem straks komt opzoeken, dacht Wouter. Ze zal nog niet geheel gereed wezen met 'r verkwisting. Och, dat ze zich haasten mocht! Hy wacht haar met smart. Maar dit is ook 't enige verdriet dat 'n rechtgeaarde verkwister uit de profane wereld meeneemt in de prettige woestyn.
Toch moet ik erkennen dat de varkens waarmee de prent gestoffeerd was, er lelyk uitzagen. De moraliserende tekenaar had de arme dieren gekozen tot schildhouders van de zonde, en dus hun physionomieën bedeeld met waarschuwende trekken. En ook de trog had 'n onsmakelyk voorkomen.
- Als 't my gebeurt, neem ik schapen mee, zei Wouter, en Femke zal ze kammen!
De tekenaar moet alzo toestemmen dat zelfs het derde tafereel niet toereikt om behoorlyken afschuw in te boezemen van verkwisten en verloren-gaan.
Maar... 't vierde? Evenmin! Minder nog!
Die oudeheer is allervriendelykst, en we zyn weer in den zuilengang, waar zo-even die kamelen zo geduldig stonden te wachten. Een van de thuis gebleven slaven klapt in de handen, en slaat de ogen ten hemel... uit blydschap zeker dat het Woutertje van de prent terug is.
Maar... hy? De wezenlyke Wouter? Teruggekeerd? Vriendelyk ontvangen in z'n allerprettigsten rang van gewezen en genezen verkwister? Niets van dit alles!
Kamelen? Neen! Schapen in de woestyn? Neen! Ach, neen, geen onkambare zwynen zelfs!
En dan dat geslachte kalf! Dáárin lag de snydendste tegenstelling met de burgerlykheid die Wouter beknelde. Juffrouw Pietersen slachtte nooit iets, en nam by Keesje's vader osselappen op 't weekboekje. Slechts nu-en-dan by hoge uitzondering 'n ribstuk.
Op 'n heel kalf was geen kans, of men verloren was geweest of niet. Maar dit belette toch niet dat de rang van verkwister hoger