was-i in 't heerlyk bezit gebleven van 't geldstuk dat z'n moeder hem had meegegeven ‘voor de meid’ omdat ze, vooral jegens den dokter, zo op 't fatsoen gesteld was.
Maar 't aanbieden van de zonderlinge versnapering aan den soldaat, had moeite in. Er moesten veel mannen worden op-zy gedrongen. Ook vrouwen en meisjes, en zelfs kinderen...
De kleine hinderpaaltjes belemmerden Wouter 't meest.
- Wil je me-n-asjeblieft even doorlaten, vroeg hy met 'n stemmetje zo zacht, op 'n toon zo smekend en onderdanig, zo uitermate fatsoenlyk en bescheiden...
Wat er 'n inspanning nodig was om door al die mensen te dringen, waarvan geen enkele hem bedreigd had!
Toch naderde hy de plek vanwaar-i was uitgetogen om z'n heldenfeit voor te bereiden. Hy hield den papieren kegel hoog boven 't hoofd - waarlyk, er zyn wel eens minder eerbiedwaardige vaandels opgestoken, dan dat peperhuis met 'n stuiver tabak! - en bereikte den man die hem met het vreemde bywoord gedreigd had...
Wég was z'n beschroomdheid! Ruwer dan eigenlyk nodig was, en met meer uittarting dan 't aanspraak-maken op verschoning kon voorbereiden, zette hy den kerel z'n schouder in de lenden, en boorde zich dóór tot de voorste ry:
- Dáár, man! Ziedaar tabak - negerhit, weet je? - 'n snotjongen ben ik niet!
De soldaat nam, en pruimde. Wouter keerde zich om, en keek den man aan die zo zonderling lucht had gegeven aan z'n overtuiging: dat-i 't wel s...s-gauw ‘late sou’. Hy scheen te vragen welke aanmerking de profeet te maken had op dit protest tegen z'n voorspelling?
De zaak liep goed af. Het verwonderde Wouter dat niemand hem stompte, sloeg of uitschold. Misschien zou dit dan ook geschied zyn, als niet de verheugde tabakspruimer door 'n nogal bekende soldaten-aardigheid, de voorsten van den troep aan 't lachen had gemaakt: ‘beter 'n halve pruim in je mond, as 'n heel stuk in je... kraag!’
Al wat de voorvechter van 't non-interventiestelsel tegen Wouter inbracht, toen deze zich zegevierend verwyderde...
O, Thermopylae! O, Miltiades! O, Glorioso! O, Ivanhoe! O,