Wanneer? Hoe?
Dit: wanneer en dit: hoe speelden de hoofdrol in zyn gedachten. Het denken hieraan beheerste hem, en had den dubbelen invloed, eerst hem neerslachtig te maken, en ontevreden met het tegenwoordige, vervolgens kracht te geven tot geduldig dragen van de kleine tegenspoedjes die hem drukten, omdat-i de hoop koesterde later alles te regelen naar z'n wil. Later - mymerde hy dan - als-i zou aangekomen zyn op 't punt waar hy wezen wilde! Later, als zyn God - dit was hyzelf, maar hy wist het niet - ontwaakt zou zyn, of... mondig! In zulke stemmingen zou 't z'n gemoed verlucht hebben, wanneer-i had kunnen uitbersten in verwytende jammerklachten, als waarvan ik 'n staal gaf in 361. Maar hy was hiertoe te onbedreven in uiting. En, bovendien, hy wist weinig van zichzelf, en zou inderdaad vreemd hebben opgezien indien men hem den hier enigszins beschreven toestand van z'n gemoed had voorgespiegeld als de zyne. De mythologische poëzie die in hem werkte, was hem evenmin bekend als aan Femke haar onschuld. Hy droeg z'n hooggestemde levensopvatting in z'n binnenste als 'n kool vuurs. Ze brandde hem, martelde hem, maakte hem onvatbaar voor menige andere smart, en jaagde hem voort, voort, naar...
Ja, waarheen?
Waarheen? Wanneer? Hoe?
Daar kwamen ze weer, die pynlyke vragen!
Ach, er was zo véél te doen! En hy was zo ver achter! Wat moest er nog veel gebeuren voor-i 'n eind kon maken aan al 't verkeerde! En dit toch was z'n roeping, naar-i meende. De straat was slecht geplaveid. Daar ginds stond 'n huis op 't instorten. Leentje stak povertjes in de kleren. Er was onlangs 'n arme blindeman in 't water gevallen, en verdronken. Er scheen niemand by geweest te zyn om te helpen... ook alweer God niet. Bovendien, waarom was die man blind? En, nu eenmaal blind zynde, waarom was-i arm? En, nu eenmaal arm zynde, waarom... och, er was geen eind aan verwytende vragen.
En telkens als er regen nodig was, bleef 't weken lang droog weer. Maar 't plasregende als alles onder water stond. En dan las men in de krant: als nu de wind maar oost werd! Welnu, de wind werd niet oost. Wouters God scheen niet te weten dat de