ze wilde opgaan tot schynbare vernietiging van haar ikheid toe, om eerlyk te betalen wat ze meende schuldig te zyn voor de van hem verwachte volmaking als mens.
Ziehier 'n paar regels uit haar brieven. Ik ontleen ze aan: Abailard et Héloïse, essai historique par M. et Mad. Guizot:
‘Quoique le nom d'épouse soit jugé plus saint et plus fort, un autre aurait été plus doux à mon coeur, celui de votre maîtresse; et, le dirai-je sans vous choquer, celui de votre concubine ou de votre fille de joie; espérant que, plus je me ferais humble et petite, plus je m'élèverais en grâce et en faveur auprès de vous...’ In denzelfden brief zegt ze:
‘La femme qui épouse plus volontiers un riche qu'un pauvre, et qui cherche dans un mari son rang plutôt que lui-même, que cette femme le sache bien, elle est à vendre...’
Juist! En toch is dit, thans vooral niet minder dan in vroeger eeuwen, de geschiedenis van veel huwelyken.
Het is opmerkelyk dat Guizot en z'n vrouw geen besef hadden van Abailards dorhartigheid. Ze citeren z'n theologische praatjes als iets moois, 'n fout waaruit de onartistieke protestanterigheid van de auteurs te proeven is. Des te verdienstelyker echter dat ze aan Heloïse de eer geven die haar toekomt.
Dat de arme vrouw zich vergiste in de beoordeling van Abailards verminking - ze wist namelyk niet dat men hem daardoor z'n ziel had afgenomen - was haar schuld niet. Kan de zeilsteen het helpen dat het stuk yzer waaraan hy zich hechtte, verroest is? Hy deed z'n plicht als magneet. Doch ik heb hier niet te onderzoeken waar en in hoeverre Heloïse gedwaald heeft. Voor m'n tegenwoordig doel zyn de vragen voldoende: was die vrouw onkuis? En: meent men dat een zó sterke platonische liefde zou kunnen gevonden worden by individuen zonder geslachtsdrift? By onvolkomen wezens?