sobriquet ‘staatsman’ zou laten welgevallen. Daar ik de verwarring tussen den waren zin van 't woord, en de betekenis die de kiezery-polemiek daaraan gegeven heeft, niet mag in de hand werken, ben ik dus wel genoodzaakt me tot nader beraad van die vervelende guillemets te blyven bedienen.
Voor den ‘staatsman’ alzo, die de Kunst niet wil opnemen binnen den kring van z'n bemoeienis, schynen de beschouwingen waarmee 't vorig nummer sloot, niets te betekenen. Doch, omgekeerd, zyn politisch maxime is wél van betekenis voor den opmerker die de hedendaagse ‘staatkunde’ tot 'n onderwerp van wysgerig onderzoek maakt.
De zodanige redeneert aldus:
Om aan 't hoofd eens Volks te staan, en het in zekere richting te leiden, is kracht nodig. Men omschryve die kracht als: beroep op de Wet...
Dit beroep is op zichzelf beschouwd, ydel. Er moet iets achter zitten.
...als persoonlyke invloed...
Deze is voorbygaande, en levert nooit 'n staatkundig beginsel. ...als: uitvloeisel van zeker organismus...
Het organismus regelt de kracht, maar brengt ze niet voort.
Hoe men zich wende of kere, die kracht zelf kan niet gemist worden. Ze moge rechtstreeks werken, of langs omwegen...
In 't laatste geval gaat er veel verloren aan onnutte wryving.
...men moge ze concentreren of verbrokkelen, altyd blyft de behoefte aan kracht bestaan. Evenals in de werktuigkunde, komt alzo hier de vraag te pas: van welke soort die kracht is? Kan men op haar rekenen? Het voorbyzien van deze vraag, maakte alle andere berekeningen nutteloos. Ziehier dan ook de reden, waarom ik me dikwyls zo minachtend uitliet over sommige dusgenaamde ‘kwestiën van den dag’. Het was me niet de moeite waard te onderzoeken of 2 × 2 vyf of drie wezen zou, nu ik eenmaal had zien vaststellen dat het niet vier mocht zyn. Het punt van uitgang onzer hedendaagse staatslieden - d.i. van de mannen die, ten gevolge ener verkeerde mekaniek, van tyd tot tyd aan 't hoofd worden gesteld - was niet rationeler, en kon dit ook niet wezen, dan de motieven-zelf die hen naar boven stuwden. Eigenlyk zyn we Thorbecke dank schuldig, dat hy zo kinderlyk