't schaakspel verstonden? Dan verwys ik hen naar m'n scheepskapitein met z'n damborden.
Geenszins beweer ik dat een Regering den ingezetenen 't kolf- of schaakspel behoort op te dringen. Maar dat het achtslaan op de eigenschappen, wensen, behoeften en fouten des Volks, niet tot haar ‘zaken’ behoren zou, is 'n... ministeriële bêtise. Moet ze misschien beduiden, dat men zich zo gemakkelyk afmaakt van 't zogenaamd minder-praktische, om zich geheel te wyden aan de stevige deftige voel- en tastbare werkelykheid?
Juist om deze bedenking tegemoet te gaan, hield ik me 'n ogenblik by die zotte rivierdyken op. We worden telkens overstroomd, alsof Medici's en Beierse Ludwigs sedert eeuwen 't land hadden opgeofferd aan tempels, pantheons, stanzen en muziek. Ik vraag, welke zogenaamd praktische zaak behandeld wordt met 'n zorg, die 't verwaarlozen van 't vermeend-ongepaste zou kunnen wettigen?
Geen Kunst? Het zy zo. Maar onvervalste levensmiddelen dan! Geen Kunst? Goed, maar... vlees! Geen Kunst? Een flink leger dan, een goed werkende marine dan, 'n nederlandse strafwet dan, behoorlyke wetten dan op den eigendom der voortbrengselen van den geest...
Ik vergis me. Waar 'n Regering de Kunst ignoreert, kan ze over dát onderwerp geen wet opstellen. Zyzelf heeft zich onbevoegd verklaard, en terecht!
Geen Kunst? Welnu dan, wie zich op zó'n standpunt plaatst, levere dan tenminste stoffelyke welvaart!
Niet ik stel deze zaken tegenover elkander. Integendeel. Ik beweer dat ze zeer nauw verwant zyn. Doch wie vulgair genoeg van opvatting is, om 't besef van het schone te stellen tegenover de werkelykheid, behoorde te kunnen wyzen op de triumfen die behaald werden door z'n dorre praktyk. (500) En dit kunnen ze niet, omdat deze tegenstelling vals is.
We mogen niet concluderen: de Leentje die zo'n zonderling armoedig verslag gaf van den indruk, dien haar eerste aanraking met de kunstwereld op haar maakte, moet 'n flinke deern geweest zyn, 'n meid als melk en bloed...
't Lykt er niets naar! Haar lichaampje was even rachitisch als de ziel.