werpen van vernielde bloemen door Ophelia, had wel iets van: zie Wouter, zó heb je met my gedaan! Waren we niet afgesproken dat...
Wel neen, afgesproken was er niets. Toch kwam 't Wouter voor, dat-i 'n woordbreker was, en 'n gloed van schaamte overtoog z'n gelaat.
Die Ophelia... ja, ja, ze wás het! Want zie, daar kwam Petró met 'n bak hemden en sokken en allerlei ondergoed, dat zich in een der talrijke stadiën bevond, die men 't vuil-linnen laat doorlopen, voor 't geschikt is om weer opnieuw vuil gemaakt te worden. Wassen, spoelen, styven, rekken, mangelen, stryken... weet ik het! Het zootje rook naar loog... zó'n lucht was er ook by Femke's bleekgoed, en alzo riep Wouters neus hem toe: ja, ja, zy is 't wel, zy, de dame met de uit elkaar gereten bloempjes... de hele kamer ruikt er naar.
- Als je beter bent moet je eens naar den dokter gaan, zei de moeder, en hem bedanken voor je beterschap... naast God. En me dunkt dat je 'm dan meteen wel 'ns kon laten zien wat je al zo gekleurd hebt.
- Ja zeker, moeder, dát zal ik doen! Ik zal haar den helen prins van Denemarken geven... ik meen... hem, den dokter!
- Ga je gang, jongen. Maar zorg dan, dat je er geen vlekken op maakt. En denk er aan, dat die geest van den ouden ridder heel bleek moet zien. Stoffel heeft het gezegd... omdat het 'n geest is, weet je.
- Ja, moeder. Ik zal 'm helemaal wit maken.
- Goed. En als je nu eens die dame daar in 't geel zette?
De moeder wees met 'n breipen op Ophelia.
- Neen, o neen, riep Wouter snel. Ze was in 't blauw!
- Ze was? Wie was?
- Ik meen maar, moeder, dat ik al zo veel gelen heb. En daarom wou ik haar... deze... die - Ophelia heet ze, 't staat er onder - nu eens blauw maken. De dame die 'r handen wast, kan dan weer geel zyn.
- My wel, zei de moeder. Als je maar zorgt dat er geen vlekken op komen.
De ontwikkelde lezer weet dat Lady Macbeth tamelyk bevlekt was, lang voor ze in prent werd gezet. Maar Ophelia's beeld