1027.
Aan Brata Yoeda m'n hartelyke groet! Ik dank hem zeer voor z'n boek, en hoop... dat-i de pen wegwerpe.
Geloof me, beste jongen, het is den moriaan geschuurd, aan te dringen op Recht, zolang men geen kracht kan byzetten aan dezen eis, door achterladers en bajonetten. Dát zyn de enige afdoende rechtsmotieven. Kunt ge u die verschaffen... och, dan hebt ge geen recht meer nodig! Zolang dit niet het geval is, koop u 'n Jérôme Paturot - een der best geschreven boeken die onze eeuw oplevert! - en tracht terug te keren tot uw punt van uitgang... tot het houtkappen, omringd van tygers, aan de oevers van den Brantas!
't Zal u bevreemden, doch wáár is het, dat my in uw geheel boek geen passage zo getroffen heeft, als die waarin ge met nobelen hoogmoed verzekert dat de door u gemaakte vlotten zo goed bestand waren tegen de hindernissen in den stroom. Daar was ik jaloers op u! Och, hoe gaarne had ik meegewerkt! Hoe driftig zou ik de pen wegsmyten, ondankbare pen die me 't merg uit de ziel zuigt, en hiervoor niets teruglevert dan 'n schamel onderhoud, gesausd met ondank en smaad! Ondervondt ge 't ooit, dat uw balken, met zorg gekozen, wél geplaatst, stevig verbonden, zich van elkaar scheidden en te gronde gingen om U te sarren? Sloegen ze ooit de logiek in 't aangezicht, door op eenmaal te veranderen van dikte, lengte of getal, om U hartzeer aan te doen? Om uw arbeid te schande te maken? Verkrachtten ze ooit 'n natuurwet, door indryven tegen den stroom, om U te doen doorgaan voor traag, onbekwaam, voor oneerlyk misschien?
O, die lieve balken!
Arme domme naieve Brata Yoeda, welke boze geest blies u de