1003.
Wat een genie is, weet ik nog altyd niet. En evenmin weet ik wat men een genie noemt. De afwykingen in opvatting zyn te groot, dan dat we daarop 'n redelyk besluit zouden kunnen gronden. Ik geef het op!
Maar wel meen ik iets te weten van zeker soort van uitstekendheid die door enigen voor genie wordt aangezien. Ze is een voortbrengsel van werkzaamheid en geduld, d.i. van aanhoudende inspanning. Ook hierop weder is 57 van volle toepassing. De ouden hadden ongelyk, hun Prometheus voor te stellen als 'n huisdief. Wat-i deed was geen handgreep, geen welgelukte coup. Het was een moeitevolle afmattende gevaarlyke expeditie, die hem z'n lever kostte, d.i. hatinja, of naar ónze uitdrukkingswyze: z'n hart!
Na al 't niet weten in m'n vorig nummer, na al dat vruchteloos zoeken naar wat opheldering, door het spraakgebruik te raadplegen, is het niet onaardig enig licht te ontdekken waar we 't niet zoeken zouden. De misschien allerlaagste opvatting van het hier behandelde woord, vindt men in de volks-uitdrukking - ach, hoe ver zyn we op eenmaal van Prometheus! - ‘die jongen heeft geen genie in leren!’
Juist! Hy is lui.
Ik zie dat m'n vriend Roorda - hy weet iets meer van me dan Publiek! - my een ‘koppig koraaldiertje’ noemt. Op 't instinkt na, dat ik niet mee ter wereld bracht, neem ik deze vergelyking dankbaar aan. Ze is zeer vererend. Wat moet zo'n beestje vermoeid zyn! Zou 't óók last hebben van wangunstige kameraadjes die z'n arbeid bederven onder voorwendsel dat-i door buitengewone geboorte alle aanspraak verloor op Recht?