‘Onder den eersten indruk der tijding van Thorbecke's dood, wist het nog den haat der partijschap niet tot zwijgen te brengen, en vlocht het al de grieven die het tegen den overledene had kunnen vinden, in de lijkrede in.’
Als het Dagblad 'n partyblad is - wat ik geloof - dan veracht ik 't Dagblad, evenzeer als andere partybladen. Maar ik zie niet in: dat dit de verdienste van Thorbecke bewyst.
Als het Dagblad z'n grieven ‘byeen vlecht’ in 'n lykrede, uit partyhaat - het is wel mogelyk! - dan is het Dagblad even verachtelyk als andere bladen die, al of niet in lykredenen, hun grieven ‘uit partyhaat byeen vlechten’. Er zyn er zo! Maar... dit verspreidt alweer geen schyn van licht: over de verdienste van Thorbecke.
Als het Dagblad, na Thorbecke's dood, hem beoordeelt zoals het gedurende z'n leven gedaan heeft, dan schynt hieruit te blyken dat z'n sterven geen invloed heeft uitgeoefend op de opinie van dat blad, wat me zo vreemd niet voorkomt. Maar deze onveranderlykheid van mening - waarachtig dan, of partyhaterig, om 't even - bewyst alweer niets: voor de verdienste van Mr Thorbecke.
‘Nog over 't graf heen, trachten de logen en de laster den Staatsman te bereiken, van wien getuigd wordt...’
Die getuigenis volgt straks. Ik ben nu nog slechts aan die logen en dien laster. Men ziet dat ook de N.R.C. weet om te gaan met de termen die hy op 'n ander ogenblik zo vreselyk vindt in den mond van een tegenstander. De verschrikkelykheid van dien ‘logen en laster’ schynt nu heel speciaal hierin te liggen, dat die twee gezellen den fetisch trachten te bereiken ‘over 't grafheen’. Dat graf speelt 'n vreselyke rol, en ditmaal: er over heen, nogal! Maar... dit is alweer de vraag niet. De vraag is: welke verdienste van Thorbecke hier wordt in het licht gesteld?
Lezer, maak u nu gereed voor iets akeligs. Na alzo verzekerd en betoogd te hebben, dat het ‘orgaan’ van Mr Heemskerk niet precies op Thorbecke's verdiensten verliefd is, een stelling die zich zeer goed schikken kan in de verwaarlozing van alle debattisten - verkondigt de N. Rotterdammer... hu!
‘dat de politieke haat zich met de bloeddorst van den hyena op dit dierbaar lijk werpt.’