970.
In weerwil van dit alles, hoorden we, by 't graf en in de couranten, 's mans ‘eminentie’ bepleiten op 'n manier...
Neen, bepleiten is 't woord niet. Juist op dat pleidooi zat en zit ik - na m'n nummers 451 en 452! - reikhalzend te wachten. Maar nog altyd tevergeefs.
We vernamen dan iets van allerlei als bekend veronderstelde verdiensten, en niemand protesteerde. 't Was aangenomen werk, in alle betekenissen.
Maar eilieve, wat bewoog Mr Jolles by die gelegenheid met God voor den dag te komen?
In 'n vorig nummer trachtte ik deze vraag enigszins te beantwoorden door 't wyzen op den theologischen hemelnyd der liberalen. Maar ik ben slechts half tevreden met m'n eigen verklaring.
Thorbecke was verdienstelyk, had alle verdiensten. Hy was 'n groot man, 'n genie, 'n uitstekend schryver zelfs. Zeer wel. Hoe past nu by dit alles, de climax: hy geloofde in God?
Is dat geloven zo'n kunststuk? Een haut fait? Een difficulté vaincue? Een heldendaad? In één woord: is 't geloven in God iets moeilyks?