958.
Op zeker eiland hadden de bewoners sedert eeuwen alle sloten vernietigd, zodat zelfs de herinnering aan die dingen was verloren gegaan.
Daar landde een reiziger, die 'n bos sleutels meebracht. Hy verhaalde hoe men met behulp daarvan, in zyn land kamers en kasten sluiten kon, en hoe nuttig dit was. Met bewondering hoorde de bevolking die openbaring aan, en... maakte z'n sleutels na. Doch men bemerkte niets van den uitslag, waarop hy zo geroemd had.
Men droeg de sleutels om den hals, en er werd uit kisten en kasten gestolen als vroeger. Men hing ze op aan 'n boomtak... 't hielp niet. Men begroef ze... de uitslag was dezelfde. Een wyze stelde voor, met de sleutels te rammelen. Den nacht daarop, stal men hem den baard van de kin. De priesters bedachten een nieuw middel. Twee sleutels, gekruist liggende op de goederen die men bewaren wilde, zouden de dieven afschrikken. De goddeloze booswichten stoorden zich niet aan 't heilig symbool.
Hoe jammer, nietwaar, dat men vergeten had den vreemdeling te vragen, hoe dan toch eigenlyk die zo nuttige dingen moesten gebruikt worden, om niet geheel ónnut te zyn.
Na veel peinzens begonnen sommigen in te zien, dat niet alle sleutels in ieder land kunnen gebruikt worden. Een wysgeer herinnerde zich, van z'n grootmoeder vernomen te hebben - de oude sloofhad het zeker, als andere Kamerleden, van Stuart Mill - dat men ‘oorspronkelyke’ sleutels hebben moest.
Alle smids aan 't werk! De lui die de vreemde sleutels hadden... vertaald, mochten niet meedoen. Men vreesde te zeer dat ze zich zouden laten leiden door herinnering aan de modellen. De taak van die arme smeden was heel moeilyk. De sleutels moesten precies wezen als die van den vreemde, maar - om de beoogde ‘oorspronkelykheid’ zeker - geheel anders.
Wie nu 'n instrument voor den dag bracht, dat op de vreemde sleutels geleek, werd gestenigd omdat z'n arbeid 'n uitheemsen tint had. En wie 'n sleutel maakte, die met de vreemde voorwer-