823.
De artist is geen onderwyzer. Het is de taak van den leek zichzelf te onderwyzen, door de geschiedenis van 't voortbrengen die uit het geleverde spreekt, in zich op te nemen. De kunstenaar is geen bonne die 't kind lopen leert. Hy loopt, en wie hem vergezelt heeft zich geoefend in het gaan.
En meer nog. Wat leert ge uit 'n bloem, uit muziek, uit 'n ster? Zullen wy uit overmaat van leergraagheid al die dingen afschaffen? Of zullen wy ons, vry studerende, oefenen in vatbaarheid, in dociliteit? Ik stem voor 't laatste.
Wie zich onder gunstige gegevens hierop toelegt, is zelf artist (638) en kan van 'n kunstvoortbrengsel méér zedelyke en verstandelyke ontwikkeling inoogsten, dan de maker nodig had tot het voortbrengen. Hierom zeide ik zo-even: minstens, en de verklaring is eenvoudig. Door het oordeelkundig mede-ondergaan der wordings-geschiedenis, maakt zich de beschouwer in de eerste plaats tot arbeidsgenoot van den auteur, zonder als deze afgeleid te zyn door de hindernissen van materiëlen aard die 't werk belemmerden, en hy ondergaat bovendien den weldadigen invloed van de oefening die deze kritische beschouwing voorafgaat en vergezelt.
Wanneer wy dan daarby nog letten op het verschil der zieletoestanden van de beschouwers, die 'n kaleidoskopische onein-