791.
Wysbegeerte, zucht om te weten, te begrypen, is de roeping van allen. Dit moet erkend worden door ieder die 't woord etymologisch juist opvat.
Dat men, by ándere opvatting, en stilstaande by den zotten akademischen zin dien de meesten daaraan hechten, de filosofie zonder scha missen kan, stem ik toe. Het is dan ook alleen door spraakverwarring, door spekulatie op misverstand, dat valse apostelen het algemeen eigendom tot 'n privatieve broodwinning van weinigen hebben weten te maken. (340)
Een zwakke poging om dit bedrog te fnuiken, vinden wy in den titel die te onzent aan een leraar in de Natuurkunde wordt toegekend. De zodanige heet doctor of magister in de philosophia naturalis, in de natuurlyke wysbegeerte. Hy leraart over den aard van de dingen die bestaan.
Deze benaming is niet zonder ironie op zekere kollega's, welker leraarschap zeer speciaal de dingen schynt te omvatten die niet bestaan.
Het is eigenaardig dat deze, welker specialiteit officieel met de al te hoffelyke woorden: bespiegelend, transcendentaal, enz. wordt aangeduid, in het dagelyks leven de geenszins overbodige omschryving van de soort der door hen beoefende Wysheid achterwege laten, ten gevolge waarvan het woord wysbegeerte zonder meer, allengs de betekenis heeft erlangd, die wy daaraan in de