776.
Het spreekwoord: onbekend maakt onbemind, is slechts ten dele waar (1). Het tegenovergestelde komt minstens even dikwyls voor. Velen voelen zich aangetrokken door het vreemde, en zyn afkerig van 't eenvoudige, van 't bekende. Myn aandringen op juistheid van uitdrukking en goed verstaan zal - wat wysgerig belang aangaat - in de ogen van velen achterstaan by een Kantiaans vertoog over Kritik der reinen Vernunft of iets dergelyks.
Deze klacht over de voorliefde voor 't oneenvoudige, voor 't minder gewone, strydt geenszins met myn wrevel over de alom heersende gewoonheid. Integendeel. Juist het platste ordinarisme vermeit zich gaarne in 't vals-verhevene, in nagemaakte diepzinnigheid.
De eenvoudigheid van de eisen die ik by alle wysbegeerte vooropstel, is bovendien minder gewoon, dan men denkt. Ze is velen vreemd geworden, als blonde of bruine haren in de poeder-periode, en veel beroepswysgeren hebben - als belangzuchtige pruikenmakers - sedert eeuwen dit scheef oordelen aangemoedigd.
‘Waar zouden wy blyven, als 't poeieren ophield?’ riepen de kappers voor honderd jaren.
‘Wat zou er van óns worden, indien het streven naar waarheid zo eenvoudig ware?’ klagen de filosofen te Königsberg, Göttingen, Jena en... elders.
Een ogenblik, heren! Niet het streven naar waarheid is zo eenvoudig - vooral niet nadat gy, als velen uwer antieke voorgan-