711.
En, gesteld eens dat 'n protestant by toeval verdwaald raakte in een katholieke kerk, terwyl daar gepreekt werd over pauselyke onfeilbaarheid of onbevlekte ontvangenis, meent men dat hy veranderen zou van opinie? Zo min als 'n roomsgezinde die by ongeluk een oefeningetje by juffrouw Laps had bygewoond.
De onvruchtbaarheid van 't gesproken woord blykt overal. In kerk, volksvertegenwoordiging, pleitzaal... alom herinnert zy aan de bekende anekdote van den jongen die, na 'n lange zedepreek waarop z'n vader hem in den tuin onthaald had, en gedurende welke hy met ingespannen aandacht scheen geluisterd te hebben, z'n diepe ontroering openbaarde in de woorden:
Nu zyn er twintig in dat gaatje!
De jongen had een hoopje mieren gadegeslagen.
Ik durf ieder lezer vragen of hy ooit een verhandeling heeft aangehoord, zonder nu en dan... mieren te tellen? Iedere lezeres, of ze ooit 'n kerkgang deed, zonder te letten op de kleding der mede-christinnen, of dergelyke merkwaardigheden die toch met het ‘Godsryk’ niets te maken hebben?