689.
Lang voor my reeds werd de gegronde opmerking gemaakt, dat de bekende uitspraak: il n'y a pas de grand-homme pour son valet-de-chambre, ook vooral hierom juist is, wyl kamerdienaars... kamerdienaars zyn. Het bedoeld verschil van standpunt heeft het verdrietig gevolg, dat de uitstekende man, alleen onder al z'n medeburgers, verstoken is van 't kostbaar privilegie der middelmatigheid: het beroep op z'n pairs.
Ik ben zo vry overigens te verwyzen naar blz. 78 volgg. van myn ‘Een en Ander over Pruisen en Nederland’.