681.
Ieder die het ambacht van frasen-maken goed verstaat, schynt te menen dat dit kunstje hoofdzaak is, en dat de te behandelen feiten of denkbeelden slechts van bykomend belang zyn. In 't vervolg op myn beschouwingen over publieke voordrachten zal ik hierop terugkomen.
De hoorder of lezer maakt weldra geen onderscheid tussen de eigenlyke res gestae, en de sedert eeuwen ingesmokkelde versieringen. Kritiek vordert arbeid, en dien schuwt men. Zo wordt