671.
Er heerst alom een zonderlinge opvatting van 't woord: bevoegdheid. Ik stel me voor, later op deze waarheid terug te komen, ten aanzien van de wyze waarop men zichzelf of anderen diploom van specialiteit uitreikt, doch wens in dit tussennummer enige beschouwingen te wyden aan het hoog- of laag stellen van personen, welker eigenlyk leven ons nagenoeg geheel onbekend is. Indien we nagaan hoeveel inspanning er vereist wordt om schynbaar eenvoudige zaken grondig te verstaan, is er reden tot verbazing over de gulheid, waarmee wy den eersten den besten het recht octroyeren, een mens te beoordelen, en wel by voorkeur iemand die, op de een of andere manier uitstekende, moeilyker te beoordelen is dan meer gewone individuen. Men schynt het zwaardere 't lichtste te achten.
‘Die Anna Paulowna was... 'n kwaadaardige kat’ hoorde ik eens een dame zeggen. Ik had redenen om niet terstond te vragen: hebt ge haar gekend? Maar in verband met andere opmerkingen, nam ik my voor te onderzoeken op welk soort van grond dit vinnig oordeel gebaseerd was. Onze mens- en koninginnekenster had - als Droogstoppel - 'n huwelyks-reisje naar Den Haag gemaakt, en wel in den tyd toen die residentie zo ver van Groningen lag, als nu Parys. Dat tochtje was 't hoofdmoment van haar leven! Tot haar dood toe ging al wat haar omgaf gebukt onder de staatkundige en staathuishoudkundige wyshedens die haar op die fameuze reis waren aangewaaid.
- Die kroonprinses - 't was in '29, meen ik - die koningin later... bah!
En wat had nu de arme vorstin misdaan? By 't instappen in de koets, voor 't Huis Ten Bosch, trapte een hofdame op haar kleed, en: Anna Paulowna had dat meisjen een verwytenden blik toegeworpen. Dat was alles!
Neen, niet alles. Integendeel, 't was niets. Het betekenisvolle: alles, in deze belangryke zaak was, dat madam Kappelman zelf, zyzelf, met haar eigen ogen: ‘zoals ik hier voor je zit!’ die vreselyke gebeurtenis had bygewoond.