656.
We keren terug tot het standpunt van den artist. Wat ik voor hem eis, is niet dat men hem hoger plaatse dan anderen - hyzelf moet den rang weten te veroveren, die hem toekomt - ik vorder dat men hem niet beneden anderen stelle. Afstand doende van genegenheid, vriendschap, eerbied, mag er toch verlangd worden dat men hem niet behandele als 'n balling, als 'n outlaw, als 'n vogelvry-verklaarde, als 'n vyand!
En, nogmaals: dit geschiedt! Nergens weliswaar zo belachelykeerloos als in ons landje, waar uitstekendheid infamie medebrengt, waar de geringste winkelknecht, 't onbeduidendst referendarisje, de ordinairste minister, zich verheven waant boven den man die iets kan, doch in meer of mindere mate bestaat deze rangverwarring overal. En ze is opzettelyk. De hoogheidsdiefstal waaraan de heersende meerderheid zich dagelyks schuldig maakt, is geen gevolg van onkunde, geen ontoerekenbare zwangerschapsmanie: de wereld weet dat ze steelt! Dit blykt uit de kinderachtige pogingen tot restitutie van onthouden eer, aan overledenen. Reeds elders doelde ik op al dat posthuum standbeeld-yzer, waarmee 't gestolen goud wordt geboet. Elk burgemeestertje, elk millionairtje, elk prinsje, elk koninkje - door brutale overmacht préséance afdwingend op 't genie van heden - zoekt vergeving van zonde in wat goedkoop hofmaken aan genieën die behoorlyk dood zyn.
Hebt den moed ook hén te smaden, huichelaars! Zo neen, vereert ze ánders dan door 't vies ophalen uwer stompneuzen voor hun opvolgers, ánders dan door 't martelen van wie hun plaats innamen. Gaat de velen die op u 't oog vestigen als hun meerderen, met wat eerlykheid voor, en legt u toe op iets minder dubbelen roof, dan 't nemen van 'n rang die u niet toekomt, en 't bluffen tegen den vreemdeling op volksroem, dien niet uw voorzaten behaalden, doch de voorgangers van hen die gy miskent.