655.
Neen, geen bescherming! Gunst, goedertierenheid, medelyden... dit alles komt niet te pas. Maar... het afstand doen van alle feitelyke welwillendheid ter zogenaamde bescherming van de kunst, sluit geen vrybrief in zich ter mishandeling van wie haar beoefent. De maatschappy mag en moet hem overlaten aan eigen kracht, maar heeft niet het recht hem te vervolgen, te martelen, opzettelyk te smoren. Zy behoeft er zich niet om te bekommeren of hy inkt, beitel of verf hebbe? Of hy tyd kan vinden tot studie? Dit alles behoort hy zich aan te schaffen van den geïnden marktprys zyner geleverde waar. Maar men werpe z'n inktkruik niet om. Men ontstele hem verf en penseel niet. Men dove z'n nachtlamp niet uit. Men storte niet opzettelyk alsem in de ziel, die iets liefelyks moet voortbrengen...
En dát geschiedt!
De oorzaken waarom, en de wyze waarop dit gebeurt, heb ik reeds aangeroerd... oppervlakkiger dan het geval zou geweest zyn, indien niet walging my had teruggehouden van meer nauwkeurigheid.