Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 357]
| |
de soort der uitnodigers die in den ‘spreker’ een kollega van goochelaars en napraters zien, of hem willen gebruiken ter afwisseling van andere ‘vermaken’. Stellen wy, dat hy geroepen wordt in een kring van mensen die hem - op hún wyze! -hoogschatten, die iets van hem willen leren. Van mensen die behoefte voelen aan wryving... of iets van dien aard. De begeerte naar wryving namelyk, is meermalen niets dan kleinsteedse lust in het tergen van andersdenkenden, of zelfs slechts van persoonlyke vyanden. Het afficheren van ingenomenheid met individuen die bekend staan als voorgangers in zekere richting, wordt dan gebruikt als oorlogsmiddel in een stryd over zaakjes die hemzelf geheel onverschillig, of zelfs onbekend zyn. Hy dient in dat geval, buiten z'n weten - en zeker tegen zyn zin - tot projektiel. Doch dit wenste ik thans voorby te gaan. Ook wil ik nu niet terugkomen op de kwestie van het al of niet behoorlyk vergoeden der genomen moeite, van schadeloosstelling voor 't staken van anderen arbeid. We nemen nu aan - wel enigszins gewaagd voorzeker - dat de uitnodigers nagenoeg even rechtvaardig zyn in 't schatten van de materiële aanspraak op beloning, als ze verondersteld moeten worden te zyn in de waardering der intellectuele verdienste van den man dien ze tot voorganger kozen. Wat geschiedt er dan? Men is hartelyk... o zéér! Men wacht hem op aan de station. Men drukt hem de hand... dozynen malen!
- Wien heb ik 't genoegen te spreken? - Myn naam is... Rammelslag... om u te dienen. Ik heb alles van u gelezen... mooi, hoor! Mag ik 't plezier hebben, u m'neer Huilders voor te stellen... ook 'n geestverwant van u. Sakkerloot, wat is die vertelling van Sa... Sa... Sa... hoe heet-i ook weer? Och, help me-n-eens... dien javaansen jongen, meen ik... 't is mooi, hoor! Dat 's m'nheer Van Stryen... ook al 'n aanhanger van je... denk je dat-i wat gelooft? Geen bliksem! Ge zyt hier onder vrinden, dat verzeker ik u. Kom, nu gauw naar m'n huis. M'n vrouw wacht met de thee... Lasman, kom mee! Hier... dezen weg op! A-propos, wat zeg je van de onderwyswet? Huilders, waar blyf je? Ja, de onderwyswet, hoe vind je 'm? Dat gebouw daar, is 't Raadhuis. Je moet onzen burgemeester | |
[pagina 358]
| |
'ns zien, 'n kerel van 't jaar nul. En den gemeenteraad... allemaal prullen van 't eerste water. 't Is hier 'n beroerde boel. Nou, 't zal vol wezen vanavond. Eergister waren er al dertien plaatsen genomen. De dominee komt ook... hy is modern, weet je... 'n heel fidele kerel. Wat zeg je van ons plaveisel? Beroerd, he? Nu deze straat in, straks den hoek om, dan nog één straat, en dan zyn we 'r gauw. Je moet het maar voor lief nemen, zoals je 't vindt. We hebben 'n logeetje... anders kreeg je 'n mooier kamer. M'n vrouw is een beetje onwel dezer dagen. Ze heeft te veel gedanst in de Harmonie, maar anders... wie groette ons daar? 't Is Apeling... hy is ontvanger... nou, die komt vanavond ook... 'n royale kerel. Hy is van z'n vrouw gescheiden... maçon ook, weet je, 'n éérste, hoor! En liberaal... dat verzeker ik je! Als de broeder-redenaar eens wegging, zou hy 't worden... die kan praten! Zeg, kan je er vanavond niet wat laten invloeien over de riolen? Ik heb 'n proces met de stad, en ze willen dat ik 't betaal - de boel moet opgebroken, weet je - en ik zeg dat de stad 't moet repareren... ik zal je de papieren laten zien... je houd van oudheden, dat weet ik. Thuis heb ik 'n schilderytje dat meer dan honderd jaren oud is - ze zeggen dat het waarde heeft - och, ik laat het maar hangen! Zie je die juffrouw met krullen daar, die door 't gordyntje gluurt? Dat 's juffrouw Poezelaar, de nicht van onzen officier van justitie... ze doet het huishouwen by hem... omdat-i niet getrouwd is. De vorige was 'n ander klantje... die had wel drie vrouwen tegelyk. Gut, 't is hier zo'n rare boel! Weet je wat de burgemeester me laatst durfde zeggen? Hy zei - nietwaar, Huilders? - hy zei: ‘ik ben burgemeester, en ik moet weten wat ik te doen of te laten heb’. Verbeel je, zo'n vent! wat zeg je dáárvan? Maar ik heb 'm getroefd, dát verzeker ik je! Ook groet ik hem niet meer. Waar kyk je na? Dát? Dat 's de concertzaal... willen we even binnengaan? Er is societeit ook... heb je lust in 'n bittertje... of 'n glas punch? Niet? Ook goed! Ja, wat ik zeggen wou, hoe staat het nu eigenlyk met de zaak die ge hadt met Hellemans? Is die uit? Ah, zo... nu, dat heb ik altyd gezegd. Frank - die is notaris hier, 'n goeie vent maar wat suf, weet je - nu, Frank zei dat die Hellemans naar Amerika was, maar ik zei altyd dat-i in Schoonhoven woonde, nietwaar, Van Stryen? Ja, dat Amerika slikt wat volk. Ik denk | |
[pagina 359]
| |
er over, ook daarheen te gaan, maar m'n vrouw heeft er tegen omdat onze kleine jongen zo souffreert aan de klieren, weet je? Anders graag! Ik zeg maar: leve de vryheid, en in zo'n republiek... dat 's andere thee dan die boel hier! Maar die Thorbecke is 'n... éminent man, dat 's maar zeker! Zeg, weet je wat ze in 'n engelse krant van 'm gezegd hebben? Hy was te groot voor zo'n klein volk, zeien ze. Mooi, hé? 't Is 'n eminènnnn... te kerel... kyk! En Fransen van de Putte, die lykt je, he? Liberaal! En Fock! Hoor eens, ze mogen zeggen wat ze willen, we zyn fameus vooruitgegaan. Onze dominee speelt familjaar z'n kaartje... als er geen ouderlingen by zyn. En z'n preken... moraal, pure moraal! Denk je dat-i aan wonderen gelooft? Zo min als ik... kyk, daar gaat-i juist. Zou je wel zeggen dat-i dominee was? Hy komt zéker vanavond, nietwaar Lasman? Onlangs heeft-i op 't Nut gesproken... over insekten... hy had er 'n hele boel by zich... tussen glaasjes, weet je. Nu, en daar sprak-i over... van belang, hoor! Want-i doet veel aan - hoe noem je 't ook? - ja, entomologie. Dat is z'n fort. Hy stond eerst te Kromhuizen, maar nu is-i hier... hoger tractement, weet je... veel kinderen - rakkers van jongens - maar anders 'n goeie vent. Ze zeggen dat-i solliciteert om 'n hogere burgerschool... ik mag lyen dat-i 't krygt. Hei... hei... Krippelhof! - dat is 'n neef van me, die daar uit 't venster kykt, weet je, maar 'n vrome van de bovenste plank - Krippelhof... pst... pst! Kom 'ns beneden, hier is iemand die je spreken wil - sjt, hy moet eens met je aan den gang - kom beneden! Zo man, ben je daar... daar is Multatuli... die komt je bekeren. Hou je nou 'reis goed. Kom je vanavond? Ik betaal je plaats. Niet? Ook goed. Anders... we houwen oefening, maar... zonder psalmen... hi, hi, hi! Nu, dag neef, adieu! Dat heeft-i beet! Hy is boos, weet je, omdat ik zei dat je 'm bekeren wou. Hy kan je niet luchten of zien, en zou liever sterven dan iets van je lezen... allemaal leugens, zegt-i. Nou, dat moet hy weten. Hy en Lummelaar... die daar woont op den hoek, in den sigaarwinkel - ook 'n vrome... hy is 'n neef van onze baker, maar dat wil-i niet weten - zyn woedend op je. Ja, man, je hebt hier vyanden ook... ze zeggen allemaal - nietwaar, Huilders? - dat je zo'n gemene kerel bent. Maar wy zyn je vrinden... nietwaar, Van Stryen? Dat zal je zien vanavond. Ik alleen heb voor | |
[pagina 360]
| |
drie plaatsen getekend. Maar m'n vrouw komt niet... om de klieren, weet-je, van den kleinen jongen. Och, wat heeft ze 'r ook aan! Nou, dat 's mooi, daar heb ik vergeten te zeggen dat ze die stoelen anders moeten zetten, in de zaal... Lasman, loop jy er even heen, wil je! Er moeten gangetjes open blyven voor de bediening... o, je weet niet wat 'n gemaal het is, zo'n leesbeurt te arrangeren... en 'n standje met den kastelein toe! Verbeeld je, die vent wil kurkegeld hebben... ik zal 'm zien komen! Neen, man, pas si bête! Maar a-propos, dit had ik je al lang willen vragen... als je dan God wegcyfert... wie heeft dan alles gemaakt? Want, zie je, ik vraag maar altyd: waar is dan alles vandaan gekomen? Er moet toch 'n begin geweest zyn? Genesis? Nu ja... dat 's gekheid, dat weten we, allemaal gekheid! Maar, zie je, in je ‘Gebed van den onwetende’ - mooi, hoor! - daar zeg je zelf: ‘O God, er is geen God!’ Waarom zeg je dan: o God? Maar mooi is 't... dat moet ik zeggen. Jammer dat 't niet rymt... anders was 't precies 'n vers. Dus wil ik je maar even zeggen, weet je... nog 'n paar straten, dan zyn we er... onze logee zal wel voor 't raam zitten - ze moet thee schenken, weet je, want m'n vrouw is bezig met den kleinen jongen - je moet maar kyken naar 'n huis met gele jalousieën, nietwaar, Van Stryen? 't Zal me benieuwen wat je van m'n zoontje zegt... dát is er eentje! Verbeeld je wat-i van de week zei - Lasman was er by - hy vloekte als 'n ketter! Zes jaar pas... zes jaar! Wat zeg je dáárvan? En verleden heeft-i anderhalf glas Beiers bier gedronken... 't is 'n klantje! En zal nu De Waal je niet helpen? 't Is 'n schande dat ze zo weinig doen voor den Javaan. Weet je wat ik zeg! Ik zeg, we moeten die mensen beschaven... dát moeten we! Onderwys... lezen... schryven... dát is de ware Jakob! Maar... fut, ze doen er niets aan, niets. We zullen ze wel krygen! Ik houd voordrachten in de maatschappy ‘Tot nut van den Javaan’ - nietwaar, Huilders? Ik ben mede-oprichter, weet je - en ik heb gezegd: lezen en schryven... dát heb ik gezegd! Dominee Vredenburg spreekt er ook... maar hy brouwt 'n beetje. Anders, wat de man zegt, is zo kwaad niet. Wacht je veel goeds van die agrarische wet? Wat is dat toch voor 'n ding? Hoor eens, dit 's maar zeker, de behouders hebben uitgepraat... finaal uitgepraat! Maar zeg eens... ja, dat moet ik je vragen - je permitteert im- | |
[pagina 361]
| |
mers? - nu, ik wou vragen - nietwaar, Van Stryen?... want hy wou je 't je ook vragen, weet je - wat bedoel je toch met die Minnebrieven? Je neemt immers niet kwalyk? 't Is maar, weet je, dat we niet weten wat je 'r mee bedoelt? Kyk, hebben we gezegd, als-i nog eens zo'n mooie vertelling maakte van zo'n javaansen jongen, Sa... Sa... hoe heet-i ook? M'n vrouw heeft er by gehuild... ja, de Havelaar is mooi, dat moet ik zeggen. Verleden week nog heb ik hem geleend van Piet Kruk die in 'n huis van me woont - ik wou, dat-i er uit was, want-i betaalt slecht - nu, die houdt 'n leesbibliotheek... en mag dus wel iets voor me over hebben. Onze logee leest er nu in... maar van Droogstoppel slaat ze over. Nou, dát 's dan ook 'n vervelende kerel! Maar anders... ik moet zeggen dat het mooi is! En laat je nu geen volksuitgaaf drukken? Dát moest je doen. Want, zie je, vier gulden... dat schikt iedereen niet. Zie je daar die bomen en dat yzeren hek? Dat 's m'n tuin. Morgen kan je 'r in wandelen... je blyft immers 'n paar dagen? Ik heb er 'n prieel in laten zetten, en 'n broeikast ook. Zou je wel geloven dat me dat hek tweehonderd gulden kost? De jongens van 't gymnasium liepen in m'n perken... dus 't moest wel! Ze vertrapten de bloemen! Dat kon ik niet aanzien... het deed me zeer! 't Zyn rakkers! En de kommissaris van politie... nu, dat 's er óók een! - je weet niet wat 'n lamme troep 't hier is! - die zei... dat-i er niets aan doen kon. Loop jy naar de verdommenis, zei ik... we zyn er! Dat 's onze logee... zie je, net wat ik zei: gele jalousie... m'n vrouw is achter... en nu doe net of je thuis waart... Oef! Is 't genoeg, lezer? |
|