605.
Meen niet dat ik aan het eind ben van de oorzaken die het verkondigen van waarheid in publieke voordrachten moeilyk maken. De redenaar, ‘die zo goed bevallen is’ wordt uitgenodigd zyn voordracht te herhalen:
‘... ook by ons. Veel kunnen wy u, weliswaar, niet aanbieden, daar de kas onzer Sociëteit...’ enz.
Ja: enz! Want het is walglyk.
Wat moet hy doen? Weigert hy, mág hy den arbeid niet afbreken, waaraan hy by 't ontvangen van die uitnodiging bezig is, dan scheldt men hem uit voor 'n hebzuchtige, iemand die het slechts om voordeel te doen is. Zyn zoeken naar waarheid, zyn lust die te verkondigen, heten dan slechts voorwendsels om de laagste eigenbaat te bedekken. Onder die uitnodigers echter, is zelden iemand die van zyn kant het minste offer brengen zou. Het voorstel om zyn zaak, zyn kantoor, zyn werkplaats, zyn winkel te verlaten, zonder ruime schadeloosstelling voor 't geleden verlies - dat slechts tyd en wat moeite kost, terwyl de denker bovendien gestoord wordt in kostbaarder zaak, in zyn stemming - zúlk een voorstel nu, zou als zeer onbescheiden worden afgewezen, en niemand denkt er dan ook aan, het te doen.