595.
Het streven naar 't volmaakte, geraakt alzo in stryd met de noodzakelykheid om te voldoen aan 't bruikbare. En die stryd is den wysgeer noodlottig.
Of hy beroept zich op den adel van z'n zending, en weigert te buigen onder voorwaarden die z'n kunstenaarsziel beledigen, en... dan verkoopt hy z'n meubels niet, met het verdrietig gevolg dat hy verhongert, 'tgeen hem vooral hierom hard valt, wyl hy zyn roeping zo gaarne nog enigen tyd had willen volgen... het leven is toch reeds zo kort voor kennen, weten en kunnen! Of hy buigt, knutselt, knoeit, levert - met grote winst misschien - het bruikbare, en... is gevallen! Hy heeft het beste dat in hem was, verkracht. Van wysgeer werd hy marskramer. Van artist, in zo hogen zin, opperman.
En we hebben 't recht hem te minachten, in zóverre dat we geen woord meer aan hem wyden, vooral daar we iets over den ander te zeggen hebben, die niet verkoos meubels te maken voor gierende entre-sols.