586.
Doch, ook zonder klank-effekt, er ligt in de mening dat de waarheid niet poëtisch wezen zou, een betreurenswaardige dwaling. De voortbrengselen onzer letterkunde zyn uit afgronden en wolken gemaakt. Wanhoop, haat, liefde, armoed, weelde, misdaad, deugd... alles is overdreven, overspannen, tot het onmogelyke uitgerekt, verrekt en dus: onwaar. Niet aan poëzie wyt ik die dwalingen. Zy wil waarheid. Neen, ze zyn 't gevolg van de zucht naar valse poëzie, die voldoen moet aan valsen smaak, aan valse behoeften. Dat verdoemelyk namaaksel is oorzaak van de minachting waaraan de ware poëzie is blootgesteld. (114) Deze toch is met wysbegeerte één, en streeft mét haar naar het juist begrip van den aard der dingen. Ware poëzie is van vrye studie