580.
Anderen weder zyn bevreesd voor zekere leegte, die het verlies van een leugen teweegbrengt, en haasten zich het verlorene aan te vullen met iets van gelyk allooi. Ik kan me voorstellen hoe de Romeins-Griekse beschaving - of onbeschaving - van 't Bas-empire, met graagte de Katholieke heiligen aannam om de plaats van de verdreven goden te bekleden. Nog heden is 't zeer moeilyk het volk een dwaling te ontnemen, zonder - als een minister van financiën, die de zegelwet intrekt - te zorgen voor een behoorlyk - of onbehoorlyk - equivalent. Dezulken komen my voor als huisbedienden die, na den vloer te hebben geveegd, terstond nieuw vuil daarop werpen: ‘omdat er toch iets liggen moet’. Waar zó'n honger naar vuil en leugen bestaat, is zindelykheid en vrye studie onmogelyk.