de my voornamelyk het aantal schotels en vazen. In die vazen was tamarinde-stroop, meende ik. Op die schotels allerlei spys, en... sedert dien tyd nam ik by de beoordeling van een feestelykheid, altyd het menu van Belsazar tot maatstaf. Dat ik dus een kerstfeest in de kerk niet zeer aanlokkelyk vond, ligt voor de hand, en met loden schoenen ging ik derwaarts. Ik durf niet verzekeren dat ik niet, wanneer ik onverzeld ware geweest, myn feestelykheid elders zou gezocht hebben, behoudens de verplichting om thuiskomende verslag te geven van een niet gehoorde preek. Dit nu was niet moeilyk, want zulke dingen zyn altyd hetzelfde: herders, stal, engelenzang, vrede op aarde en welbehagen. Wie 't eenmaal gehoord heeft, kan zeer goedkoop, en zonder vrees voor overlading van z'n maag, zoveel van die feesten geven of bywonen als hem goeddunkt.
Maar zie, onderweg bespeurde ik dat het zwaar gevroren had. Een jongen wierp stenen op het ys, en waagde zichzelf er op, om te beproeven... ja waarachtig, het hield! Opgetogen - want by gebreke van Belsazars kannen en schotels, verheugde ik my in 't vooruitzicht van glyden en sleedje-ryden - opgetogen riep ik uit: het ys, het ys... zie, het houdt!
Helaas, er lag weer 'n mauvaise-marque voor my gereed. Myn geleider berispte my met 'n bybels gelaat: ‘op 'n feestdag als deze, kwam 't niet te pas aan wereldse genoegens te denken.’ Ik moest me bezighouden met die herders en dat welbehagen! Arme Vrye Studie van m'n Achillespees! En arme hersens, arme harten, die zó worden gebiologeerd tot niet-denken, tot niet-voelen, tot verlamming en dood! Waarlyk, het is niet op zulke wyze dat wy ons geschikt maken tot Vrye Studie, tot onbelemmerd nasporen van waarheid!