De Maatschappy tot Nut van den Javaan
Aan het Bestuur der Haagse Afdeling van de Maatschappy tot Nut van den Javaan.
Wel-Edele Heren!
Ik ontving zo-even Uw uitnodiging om by te dragen aan een ‘fonds voor het Onderwys onder de Javanen’, en ben zo vry U daarover myn verwondering te betuigen.
Het konde U toch, naar ik meen te mogen veronderstellen, bekend zyn, dat ik aan het welzyn der inlandse bevolking van Nederlands-Indië heb ten offer gebracht wat een mens offeren kan, en derhalve iets meer dan de velen die met het oog op pensioensreglement of arrondissering van fortuin, de misbruiken op Java rustig aanzagen - zo niet erger! - tot op den dag dat het bestryden daarvan zoude kunnen plaats hebben zonder gevaar, of zelfs met voordeel.
Ik meen het dus zonderling te mogen vinden, aangesproken te worden om hulp, namens de door U vertegenwoordigde Maatschappy, die naar myn innige overtuiging, door de ogen des volks af te leiden van de ware oorzaken der kwaal, het hare bydraagt om die kwaal te bestendigen en ongeneeslyk te maken. Wie inderdaad prys stelt op beschaving, tracht haar niet bespottelyk te maken door het uitreiken van geïllustreerde schoolboeken, printjes en hand-atlassen aan de slachtoffers van stelselmatige knevelary, mishandeling en moord.
Met nog enige andere elementen - vals liberalisme (vryarbeidschwindel), ‘baarsheid’, kleinstädterei, ‘geloof’, geldzucht, e.d. - is de Maatschappy tot Nut, enz. onbewust een der werktuigen in de hand van het boze, en als zodanig een domme, wrede satire op de Havelaarszaak, waarin de kanker die Indië opvreet, met den vinger is aangewezen.