Aantekeningen
blz. 35, r. 22 - Een malle vergissing heeft my bewogen Oosterzee over te plaatsen naar Leiden. Niet daar, maar te Utrecht zou de man zyn hooggeleerde kunsten vertonen. Misschien ook vergiste ik my met opzet, om plaats te vinden voor die prachtige vergelyking van Leiden met 'n oud kleed. Schryvers zyn zo.
Om nu 't nageslacht behoorlyk voor te lichten, verklaar ik hier uitdrukkelyk dat de Clarissimus zyn tent heeft opgeslagen te Utrecht, en dat dus van dat hoofdkwartier is uitgegaan de vreselyke kruistocht tegen die vervloekte twyfelary. Het woord Utrechts zal voortaan beduiden: gelovig, en de utrechtse geleerdheid zal zich toeleggen op unbedingt aannemen van alles wat de heren theologen zo-al gelieven te vertellen.
De oude juffrouw die my m'n ontbyt brengt, heeft sedert Oosterzee's inauguratie een vuurrood lint op 'r muts, ter ere van een nieuw gerechtshof dat, volgens haar, zal worden opgericht, en waarvoor zullen terechtstaan alle personen die zich schuldig maken aan twyfelary. Oosterzee zal voorzitten. De leden zouden reeds benoemdzyn, en 't mens noemt als zodanig Bosco, de Linksy, Caston, Robert Houdin en Bamberg den hof-mechanicus. Deze zal de openingsrede houden, en wel: de scepticismo, atque ondertafel-kykbegeerte hodiernis goochelaars-tentbezoekèndis, caute vitando. Volgens myn juffrouw zal de aanhef zyn: quousque tandem, o pan-philosophi recalcitrantissimi, ochlocratissimi, panem nostrum welverdiendum, ex ore nostro wydgapendo wegstelébitis? Quousque tandem oplichtébitis tafelkledum toerbedekkèndum? Quousque tandem vilipendetis hof-mechanicos theologicos, togatos, medaillatos, brevetatos, nec non gratia regis, legis ac morum, stipendatos? En daarop zou dan volgen een vriendelyke waarschuwing om die heren niet zo op de vingers te kyken, op straffe van auto da fe's.
(1865)
39:28 - Ze heeft nog enige keren gespeeld. En ik had myn zin; de zaal was vol.
(1865)