Volledige werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
(1951)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 635]
| |
Ik voor my twyfel aan de mogelykheid van die wandeling. Want om iets te doen, behoort vooraf te bestaan de wil, het voornemen, of althans de onwillekeurige aanleiding om iets te doen. De organen die dat voornemen opvatten, of door die aanleiding worden geaffecteerd, bevinden zich in de hersenen, en vandaar worden door de zenuwen de bevelen overgebracht naar de lichaamsdelen die belast zyn met de uitvoering. Op het ogenblik toen de heilige Kwip den wil had, of aanleiding vond, om weg te lopen met z'n hoofd, was dat hoofd gescheiden van den romp, en er bestond dus stremming in 't dienstverkeer tussen de hersens en de andere lichaamsdelen. De hand kon niet weten dat ze 't hoofd onder den arm moest plaatsen, de arm had geen bevel ontvangen dat hoofd vast te houden, en de benen bleven verstoken van de uitnodiging om Kwap te doen weglopen. Ik beweer dus dat die stoornis der kommunikatie... - O, gy domme tegenspreker... ziedaar? verstrikt in de strikken uwer wereldse wysheid! 't Mooie van de zaak is juist, dat Kwips hersens den last tot weglopen met z'n hoofd, hadden gegeven vóór de stremming der kommunikatie... Redeneer niet met de vromen. |
|