- 't Was 'n markgraaf... sjt!
- Wat is dat voor 'n graaf? Zeker weer uit 'n ander huis?
- Ja... 't was de vader van Amalia... maar dat is de zaak niet... ik heb je wat te zeggen, Leentje... sjt!
- Amalia... wie is Amalia?
- Dat was m'n bruid... maar... Leentje, ik wilde j e zeggen... sjt!
- Je bruid... ben je gek, Wouter... je bruid?
- Ja, dat wás ze... maar nu niet meer... ik wou 'r helpen, en dreef daarheen... toen kwam er 'n eend... maar, Leentje, dat is de zaak niet... ik begryp nu alles... sjt! Ik ben voorbygedreven...sjt!
- Wie... waar... wát ben je voorbygedreven?
- Amalia... ze zat in 't kroos... ik begryp nu alles... ik ben... sjt!
- Ik begryp er niets van, Wouter. Maar zeg eens, die vrouwen... waarom wilde je die vrouwen...
Arme Leentje... zy was nooit gehoond... ze had er zoveel voor over gehad!
- Die vrouwen stonden in 't boek... maar, hoor eens... ik ben... sjt!
- En dat klooster?
- Dat doet 'r niet toe... ik weet nu alles... luister, Leentje... sjt!
- M'n god, Wouter, wat mankeert je... je kykt of je gek bent!
Wouter was opgestaan. Hy hief zich hoog op, richtte 'n fieren blik naar de balken, legde de rechterhand op 't hart, stak de linker uit, als om 'n spaansen mantel te draperen...
Men bedenke dat Wouter nooit in den schouwburg geweest was...
...en zeide:
- Leentje, ik ben 'n prins!
Daarop kwam de moeder binnen, en verwyderde hem met 'n paar oorvegen uit Leentjes tegenwoordigheid.