- Is 't mogelyk! riepen de gasten uit één mond.
- Ja mensen, en nog meer, zei juffrouw Pieterse, je zult verstomd staan als je 't hoort, wat denk je wel dat je bent, juffrouw Krummel?
- Ik... ik? Wat ik bén?
- Ja, ja... wat je bent, wat je eigenlyk bent?
- Wél... ik ben juffrouw Krummel, zei 't mens, maar ze zei 't met wat twyfel, want ze las uit den zegepralenden blik van juffrouw Pieterse, en op de diepzinnig saamgeknepen lippen van Stoffel, dat ze in 't eind wel heel wat anders wezen kon dan juffrouw Krummel.
De spanning was te mooi om die niet te rekken, en daarom, van 'n byzondere zaak 'n algemene makende, vroeg Stoffels moeder, kringsgewys rondgaande met 'r blik:
- En uwé ook, juffrouw Mabbel, en uwé, juffrouw Laps, en uwé, juffrouw Zipperman, en jy, vrouw Stotter... wat denk jelui allemaal wel dat je bent?
Zy wisten 't geen van allen.
Dit nu zal niemand vreemd voorkomen, die de moeilykheid van zelfkennis heeft ingezien, maar zó meende de hoogschalke Stoffel 't niet. De zaak zat dieper.
Juffrouw Laps antwoordde 't eerst, en riep met verwaande zelfgenoegzaamheid:
- Ik ben juffrouw Laps!
- Mis... mis... glad mis!
- Wel herem'ntyd, ben ik juffrouw Laps niet?
- J...a...a...a... je bent wel juffrouw Laps, maar Stoffel heeft niet gevraagd wie je bent, maar wat je bent... daar zit 'm 't fyne...
- Wát ik ben? Wel... griffermeerd!
- J...a...a...a... dat ben je wel, m...a...a...r... nee, dát is 't nu niet. De vraag is... wat je bént? Stoffel, help me eens...
Stoffel zei tussen twee rookwolken in, en dus zo professoraal mogelyk:
- Juffrouw Laps, ik wenste te weten, wat gy zyt uit een dierlyk oogpunt.
- Daar bemoei ik me niet mee, zei juffrouw Laps, als iemand die op 't punt Staat zich beledigd te voelen.
- Ik ben 'n baker, zei vrouw Stotter, en daar blyf ik by.