363.
Wouter liep, liep... en wist niet waarheen. Naar huis kon-i niet. Daar toch werd hy te streng bewaakt. Wat niet moeilyk viel, want de ruimte was bekrompen.
Hy koos eenzame straten, en kwam eindelyk aan 'n poort die hy zich herinnerde meer gezien te hebben. Maar den naam wist-i niet, en ik ook niet. 't Was 'n platte, lage poort, waar 't altyd zo naar as rook, en waar-i eens dien sprong had gedaan, toen hy was weggebleven van de katechisatie, met Fransje Halleman die meende dat Wouter niet durfde wegblyven en van de poort springen. Maar Wouter durfde wel, en deed het, juist omdat Fransje Halleman getwyfeld had aan z'n durven.
Aan dat wegblyven had hy te danken dat-i zo byzonder goed thuis was in Habakuk, wiens profetieën hy twaalfmaal moest af