289.
Mr Van Lennep, ik heb u den Havelaar niet verkocht.
Ik heb, op uw verzoek, u 'n stuk papier gegeven, waarin ik verklaarde: dat manuscript aan u af te staan in vollen eigendom ‘om u in staat te stellen een contract te sluiten met 'n uitgever’. In datzelfde stuk erkende ik, tevens op uw verzoek: ‘den vollen prys daarvoor ontvangen te hebben.’
Gyzelf erkent dat ik dien prys niet ontvangen had. Er was geen sprake geweest van prys, evenmin als van verkoop over 't geheel. De hele voorstelling der zaak in uw gepubliceerden brief is vals. Niet ik heb uw hulp gevraagd, ik had die tot de uitgave van den Max Havelaar niet nodig. Ik hád 'n uitgever. Gy hebt my laten verzoeken by u te komen.
Zodra 't my lust, zal ik die zaak behandelen, doch - dit schreef ik u al - niet voor 't my lust.
Heb geduld Mr Van Lennep. Bedenk dat ik andere zaken te dragen heb, die zwaarder wegen dan misbruiken in de kunstkopery. Bedenk dat ik moeite heb, vrouw en kinderen in 't leven te houden. Die zorg gaat voor, ziet ge, en ze is heel zwaar, vooral omdat ik geen kans zie myn gezin te voeden met beunhazery in bittere smart en bloedige offers van 'n ander.
Ik heb u den Max Havelaar niet verkocht.