249.
Daar kwam een ander die minder kón, maar 'n oude moeder had, en zusters, en allerlei dat hem bewoog om te doen alsof-i wat kon.
- Ach, m'nheer, als ge wist hoe schraal 't is by ons... hoe armoedig...
- Hm... zo?
- Bedenk iets, bid ik u. Geef me een onderwerp op, en zeg me hoe ik...
- Schryf wat over Holland op z'n smalst.
- Daar weet ik niets van.
- Dat zou geen reden zyn, als ge overigens indrukken hebt, vuur... ja, dat is 't: le feu sacré!
- Dat heb ik juist niet. Ik ben zo koud als onze kamer. Och, myn moeder!
- Geen vuur? Ik zal je helpen: m'nheer, ik heb niets met u te maken. Bevries, jy en je hele familie. Met zulk volk kan ik me niet inlaten. Daar is de deur, en de trap volgt...
- Nu, nu, ik ga! Dat's infaam! Zo'n behandeling... 't is om razend te worden, ja razend! Dat zal ik betaald zetten...
En de man had vuur, en schreef wat tegen my, met veel vuur, en kon vuur betalen om z'n moeder wat te warmen, en z'n zusters.