Volledige werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
(1951)– Multatuli– Auteursrecht onbekend218.Maar dat ze my zeeziek maakt, is waar. Uit wanhoop ga ik een verslag geven van 't bezoek des eersten fransen keizers te Breda, in Mei 1810, zoals dat is opgesteld door 'n bewoner van die stad. Voor de echtheid sta ik borg. Wie lust heeft, kan 't origineel by my komen zien... och neen, dan kryg ik bezoeken. Geloof me maar liever. Dat verslag is slecht gesteld, slecht geschreven, in 't kort, het is byna ondrukbaar. Toch wil ik er geen | |
[pagina 428]
| |
letter in veranderen. Primo, om die vlag te foppen. Ik gun haar niet eens de voldoening dat ik moeite heb om te zien, zend myn verslag naar de drukkery, en ga met gesloten ogen zitten denken, in een hoekje. - Maak me dát eens moeilyk, o vlag! - Secundo, om door den slechten styl van 't relaas duidelyk te doen blyken dat het niet van my is. Ik namelyk schryf heel mooi. (126) Men kan uit dit verslag leren: Hoe volgzaam Protestantse leraren zyn. Hoe ondeugend de Katholieke. Hoe die volgzaamheid werd geprezen. Hoe de stoutheid werd berispt. Hoe welsprekend Napoleon I was. Dit zeg ik in vollen ernst. Ik ben jaloers op z'n boutades. Zyn speech is inderdaad napoleontisch. Och, als hy eens lezingen had moeten houden... ik kan er van yzen. Ook hy zou gebersten zyn! Hoe rekbaar de Schrift is, voor wie daarmee weet om te gaan. En eindelyk: Hoe bruikbaar die tekst over Caesar. Zie, Nederlanders, dat alles hebt gy te danken aan uw roemryke vlag... 't oranje van hiernaast schynt door het blauw... myn duisternis is groen ditmaal... - Daar, jongen... daar heb je kopy... druk maar op! - Geen noten, m'nheer? - Neen.
Historie verhael van het gebeurde ter aandiening welke Z.M. den Keyser en Koning heeft geheven te verleenen in de plegtsaal van het geregtshof te Breda den 6 van Bloeimaand 1810.
De Keyser houdende de Keyserin by de hand, en in gevolgte door H.H.M.M. den Koning en Koningin van Westphalen door Z.K. en K.H. den Prins Eugenius, onder Koning van Italiën, die de Hertogen van Montebello staad dame geleide, trad in de plegtzaal, alwaar de groote ambtenaren van het ryk tegenwoordig waren. Z.H. den Prins van Nuschtel en Wagran, de maarschalken, Hertog van Bassano, van Istrie, van Rougs, (?) van Tirol, de groot minister van de binnenlandsche zaken, de graaf van (onleesbaar) de Kamer Heer van den dienst, den marrakies van Argensoie profeckt van de twe (onleesbaar. Moet zyn: Ne- | |
[pagina 429]
| |
then), eene dame van het palys, een Kamer dame en Enige andere Heeren van het Keyserlyk Hoff. De Hooge vierschaar. De Schepen bank. De Roomschen geestelykheid (welke niet in plegtgewa at waren). De bedienaars der hervormde kerk. Die op ordere van den Gouverneur in Costume waaren. De prottestantschen kerken raad alle waren in Enen kring gerangscheerd, buiten de baalie van de plegtzaal waaren Enige andere Colegis en vele andere personen. Den Keyserin ging zitten en de Keyser deede op staande voed de ronde. Zyde tegens den president van het hof: gy zyt den president van het hof van appel? Waar op deze antwoorde Ja Siere! Hoe veel zielen rekend gy dat er onder uw juris dictie zyn? 400 1000 Siele. Waar Appeleert men van uwe vonnissen? te Amsterdam. Daar na met de vinger wyzende op de onderschydene Collegien wyzende zyde Z.M. gy zyt de regtbank van de eerste instantie, gy de regtbank van koophandel, gy de geestelykheid; bleef staan voor de vicarius die zyn aan spraak in de hand houdende zyn Compliment uit sprak Cufeleerde. (?) Den Keyser zonder hem te antwoorde zyde, waar zyn de protestantschen predikante? toen werd de Heer Ten Oever leeraar der Waalsche kerk met den taberd gekleed zynde aan het hooft der gansche protestantsche geestelykheid en den kerkenraad, aan den Keyser voorgesteld door Z.H. den Prinse van Nuschatel en Wageran, en na die gewoone pligtplegingen deden den Heer Ten Oever aan zyne Majestyd de navolgende aanspraak:
Siere! De Geestelykheid en de afgevaarde der Hervormde en Prottestantsche kerken hebben de Eer Uw K. en K. majestyd hunne Eerbiedige hulden te betuigen. De leerstellingen der protestansche die door den zaamenloop der gebeurdennissen nieuwe onderdanen van Uw onmetelyk Ryk geworden zyn, kunnen onveranderlyke grondbegindselen zyn van in alles wat er gebeurd, de hand van eenen heiligen, wyzen en goeden voorzienigheid te eerbidigen, geven aan des Keysers dat des Keysers is, en ik rekenen het myn Pligt Heere! uw K. en K.M. te verzekeren, | |
[pagina 430]
| |
dat wy dat bevel intusschen gehoorzaam aan Uw opperheer, wy weten het Siere dat nooyt, vooral van de herroeping van het edict van Nantus die hervormde zoo veele voorrechten in Frankryk genooten hebben als onder het oppergebied van Uw K. en K.M. deze overtuiging strekt ons tot waarborg dat wy deelen zullen in de bescherming van den grooten Opperheer die God over ons gesteld heeft, dat hy ons zal bewaren by die voorrechten, die wy tot nog toe genoten (onleesbaar) hebben; en wy hebben de Eer alle onze belangen aan Uw doorluchtig Huwelyk bevestig (onleesbaar) die bevredigens van geheel Europa (onleesbaar) en ons onder uw opperbestuur de wenschelykste uitwerkselen daarvan doen ondervinden.
Z.M. Zeer aandagtig tot het einde toe dezes aanspraak aangehoord hebbende, antwoordde daarop: Het is zeer wel, gy hebt gelyk, ik bescherm gelykelyk alle Eerdienste. De Protestanten in Frankryk genieten dezelfde voorrechten die de Catolyken genieten, en in dit departement moeten de Catoliken dezelfde voorregten genieten als de Protestanten. Zoo uwe kerke te groot of te menigvuldig zyn, moet gy die verdeelen, omdat ik een volkomen gelykheid wil hebben tusschen alle Eerdiensten, gy moet als Broeders leven.
Den Keyzer vroeg aan den Heer Ten Oever: Mijn Heer, waarom zyt gy aldus gekleed? gy zyt in costum, waarop dezen antwoorde: Siere, het is een bevel - viel hem in de rede, en zyde de Keyzer: het is wel, het is een gewoonte van het land. Zich alstoen naar de Roomschen Catolyken geestelykheid wendende, vroeg hy: en waarom dan Gy lieden, hebt gy ook uwen priesterlyke overrok niet aan? gy zegt priesters te zyn, maar wie zyt gy, Prokureurs, Notaarissen of Boeren? Hoe ik kom in dit departement alwaar de meerderheid uit Catolike bestaat, die door den Koning mynen broeder meerder voorregten verkregen hebben. En ik koome om uw allen met de anderen gelyk te stellen en ondertusschen begind gy met my niet na behooren te bejegenen, gy durft uw aldus voor myn te verzetten, gy klaagt over de onderdrukkingen die gy onder het oud bewin van dit land geleden hebt, maar gy toont door uw gedrag dat gy zulks wel hebt ver- | |
[pagina 431]
| |
dient. Thans komt een Roomsche gezind vorst over uw regeeren, en die eersten daad van oppergezag dien ik heb moeten uitoefenen, is geweest om twee van uw pastoors, zelf uwen apostolischen vicarius, te doen aresteren ik heb hem gevangen doen zetten en ik zal ze doen straffen, en het eersten woord dat ik uit den mond van een hervormde predikant hoor is: geeft aan den Keyzer dat des Keyzers is. Zie daar de leer welke gij moet onderwyzen, slegthoofden! Neemt een voorbeeld aan dien Heer (wijzenden met den vinger op den Heer Ten Oever). Hoe! ik hebben altijd in den Protestanten getrouwe onderdaanen gevonde, ik heb er 6000 te Parijs, en 800,000 in myn ryk, en er is er geen een, daar ik reede van klaagen over heb! gy hebt de Protestanten belasterd door die aan myn voor te stellen als menschen die grondbeginselen leren, strydig met de regten van den Souvereyn. Ik hebbe geen beter onderdaanen dan de Protestanten, ik bedien myn van dezelven in myn palys te Parys; ik geven er hun de vryen toegang, en hier wil een handvol dweepzieke Brabanders zich tegen myne oogmerken verzetten, slegthoofde daar gy zyt, zoo ik in de leer van Bossul (Bossuet?) in de grondstellinge van de gallicansche kerk geen grondbeginselen had gevonden die met de mynen overeen stemde, zoo het Concordaat niet aangenomen was, zoude ik protestant zyn geworden, en 30 millioenen Franschen zouden des anderen daags myn voorbeeld nagevolgd hebben. Maar gy weetnieten als gy zyt, welken Godsdienst onderwyst gy lieden? kent gy de leerstelling van het Evangelie wel die zegt van te geven aan den Keyzer dat des Keyzers is? Jezus Christus zelf heeft die niet gezegt: myn Koningryk is niet van dezen wereld? en de paus, en gylieden zoud uw met de zaaken van myn Ryk willen bemoeyen, onkundigen! gy wild voor uw opperheer den Keyzer niet bidden, wild gy ook ongehoorzaam zyn? ik draag er de papieren bewyzen van in myn zak (ter zelver tyd op de zak slaande) en zoo gy in zulke grondstellingen volhard, zuid gy hier beneden ongelukkig zyn, en in de andere weereld hier namaals verdoemd zyn. Vervolgens zich tot den vicarius wendende, vroeg zyn Majestyd zyt gy den Apostolische vicarius? wie heeft uw dat gemaakt? is het de paus hy heeft er geen recht toe, ik ben het die de bisschoppen aansteld. | |
[pagina 432]
| |
Daarna sprak den Keyzer tegen alle Roomschen geestelyken zeggende: gy wilt niet bidden voor den Souveryn, omdat een priester van Roomen myn in de band heeft gedaan. Wie heeft aan een paus het recht gegeven om een Souveryn in den bant te slaan? Waarom hebben Luther en Calvien zich van de kerk geschyden? het was de schandraad van uw aflaten die zich hebben doen verzetten tegen de paus! het is nog Luther nog Calvien, maar de duitschen vorsten zyn het geweest die zich aan uw dweepziek juk (niet?) hebben willen onderwerpen. De Engelschen hebben groot gelyk gehad van zich van uw aftesnyden. Het zyn de pausen die door hunnen weereldlyke kerken regeering, kerken heerschzucht, Europa in vuur en vlam gezet en tot een bloedbad gemaak hebben! Gy zout wel op nieuw schavotten en brandstapels willen oprigten, maar ik zal daar zorg voor weten te draagen, zyt gy van de godsdienstleer van Gregorius den 7? Ik niet. Wie is Gregorius den 7? gy weet het niet! Zyt gy van de godsdienstleer van Bonifacius, van Benedictus XIV, van Clement den XII, of van die van een andere paus? Ik niet. Ik ben van de godsdienstleer van Jezus Christus, die gezegd heeft: geeft aan den Keyser dat des Keysers is, en volgens datzelfde Evangelie geven ik Gode dat Godes is. Ik draag het weerelds zwaard (slaande op den degen) ik zal het weeten te behouden, het is God die myn op mynen troon geplaats heeft, en gy aardwormen, zouden gij er uw willen tegen kanten? ik moet aan niemand dan aan God en Jezus Christus rekenschap van myn doen en laten geven, en niet aan een paus. Geloof gy dat ik een man ben gemaakt om de muilen van een paus te kussen? Zoo het alleen van uw afhing, zoud gy myn de neus afsnyden, gy zoud myn de haaren afsnyden, gy zoud myn de kruin scheeren, gy zoud myn in een klooster zetten, zoo als gy Lodewyk de goedaardigen gedaan hebt, of my in Afrika verbannen, Domkoppen, slegthoofden! bewyst myn door het Evangelie van Jezus Christus, de paus als opvolger van Zint Piter, voor zyne stedenhouder heeft aangesteld, en dat hy het recht heeft om den Souveryn in den band te slaan, weet gy niet dat alle magt van God koomt? zoo gy aanspraak op myne bescherminge wilt maaken, volgt dan de Leer van het Evangelie op die wyze zoo als den apostelen die gepredikt hebben. Zoo gy goede | |
[pagina 433]
| |
borgers zyt, zal ik uw beschermen zoo niet, zal ik uw uit myn Ryk jagen, ik zal uw wyd en zyt verstroojen als de Jooden. Gy zyt onder het bischdom van Mechelen gesteld. Bied uw aan uwen bisschop aan, legt er uw geloofsbelydenis of, ondertekend het Canuraal. (? Een weinig verder staat het woord Concordaat zeer duidelyk, maar hier even duidelyk: Conuraal of Canuraal. Wat dat kan beduiden, weet ik niet). Hy zal uw myne meningen doen kennen. Ik zal een anderen Bischop (onleesbaar) Hertoogenbosch stellen. Is er hier een Semienarium? vroeg den Keyzer en op het bevestig andwoord, zyde Z.M. aan den perfeekt van de twee Netten: Myn Heer, gy zult zorg dragen dat deezen den Eed op het Conkordaat afleggen, gaat dat seminarium bezoeken, en maakt dat men er de zuivere leer des Evangeliums onderwyst, opdat meer ligte (verlichte?) mannen uit voortkomen, dan deze domooren van leeraren, waar men dan eene zoo ongerymde leer onderwyst. Myn Heer de perfeekt, gy zult de zaaken der kerke op eenen gepaste wyzen voor alle Godsdienste gelykkelyk schikken, zoo dat ik er niet meer van hoor spreeken. Daar na nam de Keyzer de Keyzerin by de hand, ging met haar na eenige jonge jufvrouwen die buiten de balie van de plydzaal stonde, welken aan M. de Keyzerin een mantje bloemen aanboden en aan haar K.K. en K.K.M.M. haare complimenten aflyde, by monde van Jufvrouw De Rooy (de Oudste) waarop de hertogin van Montebello genoemde Jufvrouw een doos leggende aanboodGa naar voetnoot* en daarna begaaven H.H.M.M. zich in het rytuig, zynde hetzelven bespannen met 10 paarden. En door een Eerwacht wierd gelyd tot aan het einde van de steenweg, buiten de Bospoort, reisde Hoogsdeszelfs met haar doorluchtige gevolgt door na 's Hertogenbosch.
Ik vind dit stuk kurieus. Te meer omdat Napoleon III onlangs op Nieuwjaarsdag denzelfden tekst heeft behandeld. Maar deze maakt zyn speeches, en de hier meegedeelde kwam rechtstreeks van 't hart. Zó gevoeld, zó gedacht, zó gesproken, en... servez chaud! |
|