keerd berekende straalbreking, van gebrekkig achromatisme in een kyker, van... van...
Ja, van wat al niet!
Sirius is zóveel mylen vér... God is groot.
Dat infusiediertje houdt redevoeringen tegen z'n mede-infusiediertjes, die hem verstaan en begrypen... God is groot.
Die vis heeft een vin die hem in staat stelt volte te maken met een hoek van 1/1000000 graad... God is groot.
Dit alles is ontdekt door Professor A., Dokter B. en Prosector C., en deze drie natuurheren zyn de theologen van den dag.
Den volgenden dag blykt er:
Dat Sirius één myl verder staat: God is een myl groter.
Dat het infusiediertje verkeerd verstaan is: God is verkeerd verstaan.
Dat die vis minder vlug is dan men dacht, en tot wenden een hoek nodig heeft met 'n nul minder in de breuk: er is een nul minder in 't cyfer der waardering van God.
Als ik dan toch wil dromen en gissen en mymeren over wat ik niet weet, houd ik 't met de dromerige ouwerwetse theologie. De studie der Natuur is de beste studie, maar men leert er niets uit kennen... dán de Natuur, dat is: alles. En juist omdat God is buiten alles, kan men hem niet leren kennen uit die natuur. (71)