17.
Ik weet zeer weinig. En 't smart me zó, dat ik waarlyk geloof aanspraak te hebben op meer. En daarom wou ik zo graag onsterfelyk wezen.
- Juist, zeggen zy, die onsterfelykgeleerdheid maakten tot 'n beroep, juist dat verlangen is een bewys voor uw onsterfelykheid...
- Ei, ik heb vurig verlangd naar véél zaken die toch...
- Misschien waren ze niet goed voor u.
- Dat is mogelyk. Als ik nu maar zeker was dat de onsterfelykheid goed voor me wezen zou.