Neen, Christenen helpen hem niet, al ware het alleen, omdat hij geen deel heeft aan hun comediespel, hun goddienerij.
‘Publiek’ helpt hem niet, omdat onder ‘Publiek’ geen mensen te vinden zijn; en Nederlanders helpen hem niet, omdat zij niet gestoord willen worden in hun rustige rust.
Wie zullen nu den edelen Havelaar ter zijde staan, dan die verfoeide mannen van de Dageraad, die geen Christenen kunnen en willen zijn, en wier godsdienst eenvoudig bestaat in plichtsbetrachting... Zij moeten helpen; zij, die den broeder willen bijstaan, wanneer menselijkheid dit van hen vordert; zij, die hun plicht willen doen uit liefde tot de deugd, en niet uit Christelijke berekening, op hoop van beloning of uit vrees voor straf.
Mannen van de Dageraad! ik roep u op voor Multatuli, voor hem en zijn zaak.
Hij wilde het onrecht niet dienen, en lijdt gebrek bij miskenning en hoon. Anderen dienen het onrecht, en baden zich in weelde en overvloed. Multatuli heeft zijn welvaart ten offer gebracht voor eer en plicht. Anderen weten van plicht noch eer, en leven, bij toenemende welvaart, in aanzien en macht. Multatuli is de martelaar geworden van zijn beginselen. Anderen hebben geen beginselen, en indien zij ze bezaten, zouden zij er nog geen martelaar voor willen zijn. Multatuli is edel en eerlijk. Anderen zijn zeer ónedel, zeer óneerlijk, en spotten met beginselen en deugd. Multatuli staat, met zijn sterken, edelen geest, nagenoeg alleen tegenover Slijmeringen en Droogstoppels, die zich vetmesten aan de opbrengst van ongerechtigheid en roof. Hij staat bijna alleen tegenover de talloze vijanden, veelbetekenend in zedelijke kleinheid en volstrekte onzedelijkheid; maar groot en machtig als de groten en machtigen der aarde. Maar hoe machtig die vijand dan ook zij, overmachtig is hij niet. Multatuli zál niet bezwijken, omdat hij niet bezwijken kán. Hij heeft de waarheid en het recht aan zijn zijde, en ‘in haar is hij sterk en machtig; machtiger dan de machtige vijand, dien hij den oorlog heeft verklaard’.
Ja, Multatuli is onoverwinlijk; hij kan niet bezwijken, als held, als kampioen der waarheid en menselijkheid. Maar... hij kan bezwijken als mens, voor de krachten van de stof; hij kan ten onder gaan door gebrek, en... dát zou vreselijk zijn, dát ware een